Nieuwenhuis
zag hoe de kerk haar positie misbruikte om de arbeiders over te halen om op
rechtse partijen te stemmen. Leiders van de Katholieke en Protestantse kerken
beweerde dat het kapitalisme goed was en dat men vooral op christelijke
partijen moest stemmen.
Echter die partijen deden nauwelijks iets voor de arbeiders. De rijken en de kapitalisten kregen van de christenen genoeg steun. Nieuwenhuis verloor zijn vertrouwen in het christendom en werd atheïst. In 1881 werd hij leider van de Sociaal Democratische Bond. Hij pleitte voor stemrecht voor vrouwen en was vaak spreker. Dat viel niet goed bij de christelijke rechtse bourgeoisie.
Nieuwenhuis radicaliseerde en werd sociaal
anarchist. Voor hem was de parlementaire democratie een bourgeoisie instrument
en hij pleitte voor de socialistische revolutie. In 1887 werd hij opgesloten
omdat hij kritiek had op koning Willem 3. Deze koning leefde als een aap,
daarom noemde Nieuwenhuis hem koning Gorilla. Het beledigen van de koning was
strafbaar en Nieuwenhuis werd opgesloten.
Toen hij
vrij kwam pleitte hij voor een socialistische revolutie. In 1892 verklaarde de
Sociaal Democratische Bond, dat het socialisme alleen te bereiken was via een
revolutie en dat de monarchie en het kapitalisme d.m.v revolutionaire opstand
vernietigd moest worden. De heersende klasse reageerde snel en verbood de
partij.
Reformistische
socialisten besloten om via parlementaire wegen het socialisme te bereiken.
Deze reformisten stichtte in 1894 de Sociaal Democratische Arbeiders Partij.
Ferdinand Domela Nieuwenhuis werd echter niet lid. Hij verdween van het
politieke toneel, maar bleef tot zijn dood een overtuigde revolutionaire
anarchist.
Met de oprichting van de Sociaal Democratische
Arbeiders Partij, had de Nederlandse arbeidersklasse een partij die het voor
hun opnam. De partij was echter verdeeld. Je had de reformistische socialisten
en de revolutionaire socialisten. De reformisten geloofde in de parlementaire
democratie en wouden het socialisme via burgerlijke verkiezingen en coalities
met progressieve burgerlijke partijen bereiken.
De
revolutionair socialisten stonden dichter bij het marxisme. Ze vonden dat de
arbeidersklasse in opstand moest komen en zo nodig met geweld de bourgeoisie
verdrijven. Ze geloofde niet in de parlementaire democratie en waren
voorstanders van een radendemocratie.
Er waren
veel debatten in de partij over de koers. Uiteindelijk wonnen de reformisten en
in 1909 lieten reformistische leiders, de revolutionair socialisten uit de SDAP
zetten. Deze revolutionair socialisten stichtte hun eigen partij. De Sociaal
Democratische Partij werd de partij van de revolutionairen en hun leiders
werden; David Joseph Wijnkoop en Willem van Ravesteyn.
De reformistische
SDAP kwam onder bevel te staan van; Pieter Jelles Troelstra. Die stond in 1913
voor een dilemma. De SDAP had 18 zetels ( van de 100 ) gewonnen en had nu de
mogelijkheid om een regering te vormen met de progressieve liberalen. Troelstra
vond dat de burgerlijke partijen moesten regeren, aangezien die de meerderheid
hadden in tweede kamer. De koningin ging akkoord, maar de partijen van het
kapitalisme niet. Die vonden dat de liberalen en socialisten een kabinet moesten
vormen.
Ondanks dat
veel reformisten voor een kabinetsdeelname waren kwam die er niet. De SDAP
weigerde om deel te nemen aan een burgerlijke regering. Dit kwam heel goed uit
voor de antisocialistische; Anti Revolutionaire Partij ( protestantse christen
democraten ). Ze beweerde dat de socialisten geen regeringsverantwoordelijkheid
wouden en dat ze laf en onverantwoord waren. De SDAP verloor 3 van haar 18
zetels bij de verkiezingen van 1917, maar bleef toch populair onder de
arbeiders.
Dat de SDAP
niet in de regering kwam, zorgde ervoor dat de verrechtsing van de partij
versnelde. De reformistische socialisten merkte dat ze nooit genoeg steun
konden krijgen voor een meerderheid. Het beste resultaat voor de SDAP was 24
zetels. Compromissen moesten gemaakt worden riep de rechtse vleugel van de
partij. Die roep werd na 1918 steeds sterker, toen bleek dat Troelstra zich
flink had vergist in het Nederlandse volk. Dat was namelijk helemaal niet klaar
voor een socialistische revolutie. Men liep niet achter de SDAP aan, maar bleef
loyaal aan de koningin.
De
revolutionair socialisten van de Sociaal Democratische Partij wonnen in 1918,
hun eerste twee zetels voor de tweede kamer. Ze vochten een felle strijd tegen
de reformistische socialisten die in verschillende gemeentes heulde met de
bourgeoisie.
De SDAP was
natuurlijk niet gediend van de kritieken der revolutionairen. Ze bestempelde de
SDP als ‘’gewelddadig opstandelingen’’ die met geweld alle ‘’democratische’’
structuren in Nederland wouden vernietigen.
Na de
Russische Revolutie werd de SDP lid van de Communistische Internationale (
Komintern ). Op bevel van de Komintern
moest de SDP van naam veranderen. De Sociaal Democratische Partij kreeg de
naam; Communistische Partij van Holland ( CPH ). De partij nam het
democratisch centralisme aan als partijstructuur en het revolutionaire marxisme
als ideologie.
Door haar
steun aan Sovjet Rusland, werd de CPH als snel gehaat door de bourgeoisie.
‘’communistische bandieten’’ waren het volgens de christelijke partijen.
‘’Gewelddadig tuig’’ volgens de ‘’brave’’ burgerlijke reformistische
socialisten. De communisten hadden veel vijanden in Nederland. De overheid
hield ze scherp in de gaten. De leden van de CPH werden gediscrimineerd en
vonden vaak alleen steun bij hun kameraden en bij hun eigen partij.
Er waren
echter ook marxisten die kritisch waren over de Russische Revolutie. Anton
Pannenkoek was een marxistische denker en een voorstander van de
radendemocratie. In 1920 verliet hij de CPH omdat hij vond dat Lenin in
Rusland, een dictatuur aan het opbouwen was. Pannenkoek kreeg een baan als
astronoom ( d.m.v vriendjespolitiek ) en bemoeide zich nauwelijks met de
arbeidersstrijd. Hij was een theoreticus en voelde weinig voor praktische
handelingen.
Een andere groep communisten die in conflict
kwam met de partijleiding waren de oorspronkelijke oprichters van de partij. David
Joseph Wijnkoop verliet in 1925 de partij, maar keerde rond 1930 weer terug.
Willem van Ravesteyn werd in 1927 geroyeerd door de nieuwe stalinistische
partijleiding. Vanaf 1927 omarmde de CPH, net als alle andere communistische
partijen, het socialisme in eigen land. Deze theorie werd de standaard doctrine
van de Communistische Internationale genaamd; marxisme leninisme. Bedenker
ervan was de nieuwe Sovjet leider; Joseph Stalin.
Stalin was
in 1922 partijleider geworden en na de dood van Lenin, werd hij algemene leider
van de Sovjet Unie. Stalin liet tussen 1924 en 1928 alle kritische communisten
royeren. Via zijn handlangers in de Communistische Internationale, werden
buitenlandse communistische partijen gedwongen om stalinistische richtlijnen te
volgen.
Een groep
rond de journalist; Henk Sneevliet splitste zich in 1927 af van de CPH.
Sneevliet behoorde tot de trotskistische communisten en was zeer kritisch over
de bureaucratisering van de Sovjet Unie. Hij stichtte de Revolutionair
Socialistische Partij, een antistalinistische partij.
Sneevliet boekte succes en kreeg in 1933 een
Kamerzetel. De RSP werd al snel gehaat door de stalinistische CPH en de sociaal
democratische SDAP. Voor de SDAP was de RSP een kleine lastpost, die net als de
CPH eropuit was om het ‘’democratische’’ Nederland kapot te maken. De
stalinisten verzonnen leugens en onwaarheden over de trotskisten. Zo beweerde
Moskou dat trotskisten geallieerden waren van het fascisme en dat ze
samenwerkte met de bourgeoisie tegen de Sovjet-Unie.
De CPH was
in 1935 een royale stalinistische partij geworden. Kritische communisten waren
geroyeerd en de rest werd onder het motto ‘’democratisch centralisme’’ de mond
gesnoerd. De partij hernoemde zich in CPN, Communistische Partij van Nederland.
De CPN pleite in de jaren 30 voor de onafhankelijkheid van Nederlands Indie (
Indonesië ). Met uitzondering van de RSP was de CPN de enigste partij die voor
de Indonesische onafhankelijkheid vocht. De gematigde SDAP sprak zich niet uit
voor de onafhankelijkheid van de Nederlandse ‘’goudmijn’’ in het oosten.
In 1936
begon de Spaanse burgeroorlog. De RSP van Henk Sneevliet steunde de Arbeiders
Partij van de Marxistische Eenheid ( POUM ) een antistalinistische
revolutionaire partij in Spanje. Toen die partij deel werd van de Republikeinse
regering ( bestaande uit stalinisten en burgerlijke partijen ) kwam het tot een
conflict tussen Sneevliet en Leon Trotsky. Die was namelijk fel tegen een
regeringsdeelname van de POUM.
De Spaanse
stalinisten tolereerde de POUM niet en maakte jacht op haar leden. Uiteindelijk
wonnen de nationalisten van Franco, de Spaanse burgeroorlog en kreeg Spanje een
fascistisch staatsbestuur. De POUM’s toetreding tot de republikeinse regering
betekende haar einde. Na de val van het fascisme in Spanje werd de partij niet
heropgericht.
In
Nederland fuseerde de RSP en de OSP ( Onafhankelijke Socialistische Partij )
tot de Revolutionair Socialistische Arbeiders Partij. De RSAP verloor
haar Kamerzetel in 1937 en Henk Sneevliet werd gemeenteraadslid in Amsterdam.
Toen de oorlog in 1940 uitbrak hernoemde de RSAP zich om in het Marx, Lenin,
Luxemburg Front. Deze verzetsbeweging ging al vroeg in het verzet, terwijl
de CPN tot 1941 zich minder met het verzet tegen het fascisme bemoeide.
Henk
Sneevliet werd in 1942 opgepakt door de Duitsers. Samen met de leiding van het
Marx, Lenin, Luxemburg Front werd hij geëxecuteerd. Daarmee kwam een einde aan
het bestaan van de RSAP, ze werd na de oorlog niet meer heropgericht.
Tijdens de
oorlog werkte de SDAP nauw samen met de burgerlijke verzetsbewegingen. De SDAP
was in 1939 toegetreden tot de regering van de conservatieve; Dirk Jan de Geer.
Socialer werd Nederland daar niet onder, de SDAP was onder gesteld aan de Rooms
Katholieke Staatspartij, die enorm burgerlijk en conservatief was.
In mei 1940 vluchtte de regering naar Engeland,
waar ze tot 1945 bleef. Na de oorlog hoopte de sociaal democraten op een
meerderheid bij de tweede kamer verkiezingen. Maar alles bleef bij het oude. De
Rooms Katholieke Staatspartij bleek de sterkste en won de meeste zetels. De
SDAP besloot om te gaan fuseren met andere progressieve krachten. Ze fuseerde
met linkse christenen en progressieve liberalen in 1945 tot de Partij van de
Arbeid.
Deze nieuwe
PvdA werd gedomineerd door reformistische sociaal democraten. De partij steunde
de militaire acties van Nederland tegen Indonesische nationalisten. Het koste
de partij veel moeite om de onafhankelijkheid van Indonesië te accepteren. De
PvdA steunde het kapitalisme en maakte Nederland niet socialistisch. Toch lukte
het PvdA leider Drees om in de jaren 50 een progressief beleid te voeren.
Na de
oorlog bestond politiek links tot 1957 alleen uit de CPN en de PvdA. Linkse
mensen moesten dus kiezen tussen sociaal democraten of stalinisten. De keus was
snel gemaakt, men koos vaak voor de PvdA. De CPN kreeg nooit veel steun van de
arbeiders die de PvdA zagen als hun partij. In 1957 kwam een derde linkse
partij in het veld. De Pacifistische Socialistische Partij ( PSP ) bood
een middenweg, tussen de sociaal democratie en het stalinisme.
De PSP was
fel tegen de bewapening van Nederland en vocht bitter tegen nucleaire wapens en
oorlog. Daarmee kwamen ze in conflict met de sociaal democraten, die juist
Nederland wouden bewapenen tegen de ‘’dreiging’’ uit het oosten. Ook met de
stalinisten had de PSP een slechte relatie. De PSP was tegen Moskou en dus een
vijand van het stalinisme. De CPN weigerde om elke PSP motie te steunen.
In 1966
kwam Nieuw Links op. Nieuw Links bestond uit PvdA leden die vonden dat de
partij wat linkser moest worden. Ook moest de partij de oost blok landen
erkennen als landen en niet als marionetten van de Sovjet Unie. Nederland had
de DDR namelijk niet erkend als zelfstandige natie. Na 1968 werd Nieuws Links
een sterke kracht binnen de PvdA.
Nieuw Links
won op het PvdA congres wat standpunten en de partij werd linkser. Natuurlijk
waren de rechtse sociaal democraten woedend. Die besloten de PvdA te verlaten
en stichtte; Democratisch Socialisten 70 ( DS70 ). De nieuwe sociaal
democratische partij won 8 zetels bij de verkiezingen in 1971 en kwam in de
burgerlijke regering.
De rechtse
sociaal democraten van de Democratisch Socialisten 70, kregen echter conflicten
met de burgerlijke partijen. In 1972 viel het kabinet, toen DS70 uit de
regering stapte. Bij de volgende verkiezingen in 1972 verloor DS70 twee van
haar 8 zetels.
Democratisch Socialisten 70 was vooral
anticommunistisch. Ze weigerde om het oost blok te erkennen en waren fel tegen
de CPN en het marxisme. Anders dan de PvdA zat DS70 vol met sociaal democraten
die veel compromissen wouden maken met de bourgeoisie. Het waren meestal oudere
sociaal democraten die in de jaren 50 met Drees hadden gewerkt. Ze waren niet
te spreken over de jongere PvdA leden, die te links waren en te revolutionair.
DS70 kan vergelijkt worden met de PvdA van vandaag. De huidige PvdA in het jaar
2012 lijkt erg veel op DS70 en helemaal niet op de Partij van de Arbeid uit de
jaren 60/70.
Het kabinet
Den Uyl werd gevormd in 1973. PvdA leider Joop den Uyl werd minister president.
Anders dan alle vorige kabinetten was Den Uyl zeer progressief en werd vaak
neergezet als de ‘’rode premier’’. Toch was het kabinet Den Uyl niet zo links
als men tegenwoordig denkt. Joop den Uyl redde de monarchie toen Prins Bernhard
in opsprak kwam en durfde nooit echte stappen te nemen tegen het kapitalisme.
Wel zorgde Den Uyl voor de oprichting van de verzorgingsstaat. De staat ging
mensen eindelijk helpen, iets dat totaal onacceptabel was voor de liberalen die
Den Uyl dan ook een ‘’Sinterklaas’’ noemde.
De
Communistische Partij van Nederland won na 1945 redelijk wat zetels. Maar door
het groeide anticommunisme kreeg de CPN een slecht imago. Zeker toen de
Sovjet-Unie in 1953 de oost Duitse arbeidersopstand neersloeg. Helemaal woedend
werd Nederland toen in 1956, de CPN het neerslaan van de Hongaarse opstand
steunde. De partij verloor veel leden en werd volledig geïsoleerd. CPN’ers
mochten niet spreken voor de radio en ze kregen geen zendtijd voor politieke partijen op TV. Doordat de partij gediscrimineerd werd, bemoeide zich de leden
van de partij nauwelijks met andersdenkende.
Paul de
Groot en Marcus Bakker waren de twee grote leiders van de CPN. Paul de Groot
was een arbeider en een harde stalinist. Hij werd na 1945 partijleider en bleef
dat tot 1966. Zijn regime was niet minder brutaal dan dat van andere
stalinistische leiders. Critici werden monddood gemaakt en geroyeerd. Iedereen
die Stalin beledigde kon door De Groot uit de partij gezet worden. Voor veel
communisten was de CPN hun familie, dus tolereerde men het misdadige optreden
van Paul de Groot uit angst voor royering uit de CPN familie.
Nadat Paul
de Groot in 1966 de partij verliet werden Marcus Bakker, Henk Hoekstra en Joop Wolf de nieuwe
CPN leiders. Paul de Groot had grote moeite met het sovjet regime na Stalin.
Hij haatte de hervormingen in de Sovjet-Unie en het afschaven van de
stalinistische persoonlijkheidscultus. Paul de Groot bleef tot 1977 erelid van
de partij. Uiteindelijk werd hij opzij gezet en stierf eenzaam in 1986.
Het kabinet Den Uyl twee leek te
komen. Maar de conservatieve christenen hadden genoeg van die ‘’rode’’ PvdA
leider. Ze kozen voor een kabinet met de liberale VVD. De PvdA moest in de
oppositie, ondanks het feit dat de partij de grootste was in de tweede kamer.
Dries van Aagt werd de nieuwe premier
van Nederland. Hij was lid van het nieuwe Christelijk Democratisch Appél. Dit
CDA was in 1977 opgericht als eenheidslijst tussen de christelijke politieke
partijen. Leden van het CDA waren de Anti Revolutionaire Partij, de
Christelijke Historische Unie en de Katholieke Volkspartij. Van Aagt 1 werd een
centrum rechts kabinet. Men wou een begin maken aan het ‘’moderniseren’’ van de
verzorgingsstaat en de sociale zekerheid.
Van Aagt maakte drie kabinetten onder
zijn naam mee. In 1982 maakte hij plaats voor Ruud Lubbers. Deze CDA leider
begon samen met de VVD plannen te maken voor de invoer van het neoliberalisme.
Dit nieuwe liberalisme had twee belangrijke standpunten; 1 de markt is god en 2
concurrentie is koning. De staat moest zich niet meer met de economie bemoeien
en de vrije markt moest zo veel mogelijk met rust gelaten worden.
Lubbers maakte ook drie kabinetten
onder zijn naam mee. Hij bleef tot 1994 minister president. In 1989 viel het
stalinisme in oost Europa en gaf daarmee het start signaal voor een massief
antilinkse, antisocialistische campagne van rechtse partijen. ‘’Socialisme,
heeft gefaald, het kapitalisme wint’’ brulden de kranten van het kapitalisme.
De rechtse VVD en CDA speelde daar goed op in. Lubbers steunde de
contrarevolutionaire bewegingen en was zeer goed te spreken over de rechtse
regimes, die in 1990 gekozen werden in de voormalige stalinistische
volksrepublieken.
Voor de CPN betekende de jaren 1989-1991 het einde. Het kapitalisme kwam
met een gigantisch anticommunistisch offensief. Iedereen kreeg te horen dat het
marxisme mislukt was en dat het kapitalisme gewonnen had. Voor oudere CPN’ers
kwam de ondergang van het ‘’reëel bestaande socialisme’’ als een klap in het
hart. Echter de CPN van 1989 was niet meer de revolutionaire partij van vroeger.
Jongere leden wouden af van de stalinistische dogma en het kritiekloos steunen
van de partijleiding. Een sociaal democratische stroming ontwikkelde zich, die
de CPN los wou rukken uit de marxistische leer.
De degeneratie van de CPN in een
sociaal democratische partij begon in 1982. In dat jaar namen reformistische
stalinisten de macht over. Orthodoxe stalinisten waren woedend en stichtte een oppositie
fractie binnen de CPN. Dit was tot 1982 onmogelijk geweest omdat diezelfde
stalinisten elke vorm van oppositie, altijd keihard neersloegen. Het is ironisch
dat juist orthodoxe CPN’ers kritiek gingen leveren op het partijbestuur. Maar
hun stem was een ego uit het verleden. De reformistische partijleiding wierp
het marxisme leninisme in geheel overboord.
In 1989 besloot de partij om te gaan
samenwerken met de PSP en PPR ( Politieke
Partij Radicalen ). De PSP was ook gedegenereerd in een sociaal democratische
partij en de PPR was een club van linkse christenen. Deze drie linkse sociaal
democratische partijen verenigde zich in een eenheidslijst genaamd; GroenLinks.
GroenLinks werd meer dan alleen een
eenheidslijst. In 1989 won de lijst 6 zetels bij de tweede kamer verkiezingen.
GroenLinks werd een politieke partij. De CPN, PSP en PPR hieven zich in 1990
op. Daarmee kwam een einde aan het bestaan van de Communistische Partij van
Nederland, de Pacifistische Socialistische Partij en de Politieke Partij
Radicalen.
In 1994 kreeg Nederland een uniek kabinet. De Partij van de Arbeid en de
Volkspartij voor Vrijheid en Democratie ( VVD ) gingen in een kabinet. Niemand
had gedacht dat de sociaal democraten en liberalen ooit met elkaar konden
regeren. Maar het lukte, de PvdA liet haar socialistische idealen in de steek
en accepteerde de neoliberale logica. Volgens PvdA leider; Wim Kok werd het
tijd dat de PvdA afstand nam van het socialisme. Volgens hem waren de tijden
van arbeidersstrijd voorbij. Met PvdA,VVD en D66 in de regering begonnen de
tijden van het neoliberalisme. De VVD had al in de jaren 80 neoliberale plannen
gemaakt, maar raakte toen in conflict met het CDA dat zo ver nog niet wou gaan.
Wim Kok wou echter wel meegaan met
het neoliberalisme. De Spoorwegen, de Post en veel voormalige staatsbedrijven
werden geprivatiseerd. Allemaal volgens de leugen dat de prijzen daardoor lager
zouden worden. Toch won het kabinet weer een meerderheid bij de verkiezingen
van 1998. Echter het idee dat de Partij van de Arbeid een arbeiderspartij was,
die verging in de jaren 90 en maakte plaats voor haar concurrent; de SP.
Niemand had kunnen dromen dat een
kleine maoïstische partij, de grootste concurrent van de PvdA zou worden. De Socialistische Partij was in 1971
gesticht als revolutionaire maoïstische partij. Maoïsme is vernoemd naar de
Chinese leider Mao Zedong. Mao was de stalinistische leider van de
Volksrepubliek China. In de jaren 60 was zijn revolutionaire versie van het
stalinisme heel populair in het westen. Dat was vooral te danken aan de
reformistische stalinisten, die minder nadruk gingen leggen op de revolutie.
In Nederland was de eerste
maoïstische partij het; Marxistisch
Leninistisch Centrum Nederland. Uiteindelijk splitste zich het MLCM op en
een deel werd de Kommunistische
Eenheidspartij Nederland. Daan Monjé was een KEN leider die uiteindelijk
conflicten kreeg met andere maoïstische leiders. Hij stichtte in 1971 de SP en
werd haar absolute leider. Net als de CPN was de SP een dogmatische partij.
Monjé was een goede zakenman die marketing trucs ging gebruiken, om de propaganda
van de SP te verkopen. Zo werd de partij de rijkste maoïstische groep van
Nederland. Tegen 1980 was alleen de SP nog over als maoïstische partij.
Mao werd uiteindelijk ook niet meer
almachtig voor de Socialistische Partij. Men zocht naar een Nederlandse versie
van het marxisme leninisme ( stalinisme ). Er werd minder nadruk gelegd op
dogmatisme en meer op actie en protesten. Daardoor won de SP langzaam steun.
Vooral in Oss kreeg de partij steun dankzij de inzet van een charismatische
jonge leider genaamd; Jan Marijnissen.
Marijnissen was een hervormer, die meer nadruk legde op de praktijk dan
op theorie. Hij kreeg daardoor het vertrouwen van veel mensen, omdat hij zo
normaal was. Marijnissen was duidelijk en strijdvaardig. Hij kon goed
debatteren en had veel weg van Marcus Bakker. Na de dood van Daan Monjé in
1986, werd Marijnissen SP leider. Onder zijn leiding brak de partij met het
maoïsme en het revolutionaire marxisme in geheel. In 1994 won de SP twee zetels
en kwamen Jan Marijnissen en Remi Poppe in de Tweede Kamer.
Toen de PvdA haar linkse idealen in
de uitverkoop deed, sloeg de SP haar slag. Met harde woorden leverde de SP
kritiek op het neoliberalisme en kreeg daardoor 6 zetels in 1998. Mensen
begonnen de SP te zien als een alternatief op de PvdA en GroenLinks. Dat
GroenLinks was namelijk meer een partij geworden voor linkse hoogopgeleiden.
Van de arbeidersbasis die de CPN en de PSP ooit hadden was bij GroenLinks
weinig te merken. In 2002 maakte GroenLinks een draai naar rechts. Femke
Halsema werd de nieuwe partijleidster en sprak over een ‘’links’’ liberalisme.
Hierdoor wordt GroenLinks soms met D66 vergeleken dat ook ‘’progressief’’
liberaal beweert te zijn.
In 2001 begon een nieuw tijdperk. Het
tijdperk van rechts populisme. Dat begon met de opkomst van de rechtse Pim
Fortuyn. Mensen hadden het vertrouwen in de politiek verloren. Na vele jaren
van neoliberaal beleid was men de politiek gaan zien als een elitair nest.
Vooral de PvdA krijgt de schuld van alle ellende in het land. Fortuyn beweerde
dat de politiek niets deed voor de gewone man en daar was de ‘’’linkse elite’’
schuldig aan. Partijen zoals de PvdA en GroenLinks waren volgens Fortuyn een
elitair nest van salonsocialisten. Gelijk had hij wel. Want de PvdA leden waren
niet meer de arbeiders van vroeger en ook GroenLinks leden behoorde niet tot de
eenvoudige arbeidersklasse.
Door zijn populisme kreeg Fortuyn ook
steun onder de arbeiders. Die waren de politiek van Wim Kok zat, ook de
problemen met allochtone jongeren waren een oorzaak dat men Fortuyn ging
steunen. De PvdA en haar coalitiepartner VVD, zagen echter niet wat Fortuyn wel
zag. Ze waren zo ver van de gewone burger verwijderd dat ze Fortuyn aanvielen
en beweerde dat hij een populistische gek was. Het politieke spel eindigde in
een drama. Op 6 mei 2002 werd Pim Fortuyn door een radicale milieuactivist
vermoord. Het was de eerste politieke moord sinds de moord op Willem van
Orange. Mensen waren woedend en in shock. Het tijdperk van rechts populisme
begon.
De Lijst Pim Fortuyn won 26
zetels bij de tweede kamer verkiezingen in mei 2002. Mensen hadden zich laten
leiden door hun emoties en ze stemde massaal op de rechtse LPF. De PvdA en VVD
werden zwaar gestraft. De sociaal democraten verloren 22 zetels en de liberalen
14. Men noemde het een overwinning op de ‘’linkse kerk’’. Maar helemaal klopte
dat niet, want de SP verhoogde haar zetel aantal naar 9.
De LPF bleek een bende hebzuchtige
ondernemers en rechtse populisten, die elkaar niet uit konden staan. De LPF
kwam in het eerste kabinet Balkenende, dat kabinet hield net 86 dagen stand.
Door voordurende ruzies tussen LPF ministers gaf CDA leider; Jan Peter
Balkenende na 86 dagen het kabinet op.
De volgende verkiezingen werden
gehouden in 2003 en gaven de PvdA haar verloren zetels weer terug. De Pim
Fortuyn revolutie was voorbij. Het CDA koos voor een neoliberaal kabinet met
VVD en D66. De PvdA moest weer de oppositie in, de SP kon haar zetel winst niet
verhogen en bleef bij 9 zetels.
Tot 2006 voerde het CDA, VVD en D66
neoliberale politiek. De woede onder de mensen groeide. Men was het
neoliberalisme zat, maar alternatieven waren moeilijk te vinden. Aan de linkse
kant was de SP, maar die werd neergezet als een ‘’ondemocratische’’
‘’communistische’’ partij door de bourgeoisie media. Aan de rechter kant waren
verschillende rechts populistische groepen en partijen. De meest opvallende was
die van het ex-VVD Kamerlid; Geert Wilders.
Wilders was tot 2004 Kamerlid voor de
VVD. In dat jaar werd de filmmaker en Islam criticus Theo van Gogh vermoord. Van
Gogh was een man die de Islam niet kon uitstaan. Hij had een flinke hekel aan
de dogma’s en de opvattingen van de Koran. Theo werd daarom gehaat door
extremistische moslims. Samen met de ex-moslima Ayaan Hirsi Ali, maakte hij een film over hoe vrouwen behandeld worden
door radicale moslims.
Theo van
Gogh liet zijn mening duidelijk horen. Hij schrok er niet van terug om mensen
te beledigen. Grof was hij wel eens en ook niet bepaald de meest sociale
persoon. Uiteindelijk besloot een radicale moslim hem te vermoorden. Mohammed
Bouyeri dode Theo van Gogh op 2 november 2004. Deze moord zorgde ervoor dat de
kloof tussen moslims en niet moslims alleen maar groter werd. Anti-islamistische
rechtse jongeren vielen islamitische scholen aan en moslim jongens begonnen
zich nog asocialer te gedragen. Hierdoor won Geert Wilders bij de verkiezingen
6 zetels.
De verrechtsing van de sociaal
democratie zorgde ervoor dat overal in Europa voormalige arbeiderspartijen,
kapitalistische koersen gingen varen. Van de SPD in Duitsland, tot de PS in
Frankrijk. Alle sociaal democratische partijen lieten het socialisme vallen. In
Nederland liet de PvdA dat goed merken toen ze gingen samenwerken met de VVD.
De verkiezingen van 2006 brachten een
grote overwinning voor de SP. De partij ging van 9 zetels naar 25 zetels. De
media sprak van een aardverschuiving. De PvdA verloor 9 zetels en viel terug
naar 33 zetels. Winnaars waren vooral de SP en de nieuwe Partij voor de
Vrijheid van Geert Wilders.
Na de overwinning van de SP, hoopte veel Nederlanders op veranderingen.
Jan Marijnissen wou dolgraag meeregeren met de burgerlijke partijen. Dit laat
al duidelijk zien dat de SP geen revolutionaire partij was, maar een sociaal
democratische partij die bereid was om idealen te offeren voor
regeringsdeelname met kapitalistische partijen. Hoewel de SP bereid was om te
gaan praten, hadden de PvdA en het CDA andere plannen.
Voor een vierde regering onder
Balkenende hadden de sociaal democraten en christen democraten nog een derde
partij nodig. Die derde partij mocht niet de SP zijn. Die was te links, dus
kozen ze voor de gematigd christelijke; ChristenUnie. Zo kwam een neoliberaal
kabinet onder de leiding van het CDA, PvdA en ChristenUnie. Sommige kranten
riepen al dat dit een links kabinet was. Omdat zowel de PvdA als de
ChristenUnie beweerde een linkse partij te zijn. Men merkte echter al snel dat
er niets links te vinden was bij dit kabinet. De wensen van het grote geld
werden uitgevoerd en men besloot om de oorlog in Afghanistan en Irak af te
maken.
Dat de SP niet mee deed met de
regering werd haar zwaar ten last gelegd. De burgerlijke kranten riepen dat de
SP laf was en geen regeringsverantwoordelijkheid wou. Ook begon de media een offensief
tegen de SP leiding die nog te ‘’stalinistisch’’ zou zijn. Hoewel bepaalde
elementen van het bureaucratische centralisme nog bestaan binnen de SP, is de
partij al jaren niet meer stalinistisch!
De negatieve media berichten versnelde de verrechtsing binnen de SP. Jan
Marijnissen trad af als fractieleider en werd opgevolgd door Agnes Kant. Kant
had echter niet het charisma van Marijnissen. Ze was meer een schreeuwende heks
die niet geschikt was om de partij te leiden. Tijdens de Europese verkiezingen
in 2009 kon de SP haar zetel aantal niet verhogen.
Met linkse nationalistische thermen hoopte de SP de mensen af te
schrikken van Europa, maar dat faalde. In plaats van te pleiten voor een
socialistisch Europa, pleitte de SP voor minder Europa en meer Nederland.
In 2010 trad Agnes Kant af als
fractievoorzitter van de SP in de tweede kamer. Haar opvolger werd de
charismatische leerkracht; Emile Roemer. Roemer had charisma, maar was ook een
overtuigde reformistische socialist. Hij stelde alles in het werk om de SP in
een centrumlinkse regering te krijgen.
Toen het vierde kabinet Balkenende
viel pleitte Roemer voor een centrumlinkse regering. Maar de PvdA ging
nauwelijks op zijn aanbod in. Ook GroenLinks vertrouwde de ‘’conservatieve’’ SP
niet. De zogenaamde ‘’linkse’’ vrienden van de partij bleken helemaal niet zo
links te zijn.
De verkiezingen van 2010 waren een afstraffing
voor de SP. De kiezer zag in de partij geen alternatief meer. De rechts
populistische PVV won die verkiezingen en kreeg 24 zetels. Ook de neoliberale
VVD won ten kosten van het CDA. De SP verloor 10 van haar 25 zetels. Dankzij
Emile Roemer bleef het verlies beperkt tot 10 zetels. Maar het laat duidelijk
zien dat met de reformistische koers de SP juist zetels verloren heeft.
Wat valt te concluderen uit de
geschiedenis van politiek links in Nederland? Dat de sociaal democratie de
arbeiders verraden heeft. De sociaal democratische partijen zijn hedendaags
niet te onderscheiden van de kapitalistische partijen. Partijen zoals de PvdA
in Nederland en SPD in Duitsland, zijn alleen nog in naam links en sociaal
democratisch. Ze krijgen nu flinke concurrentie van linksere sociaal
democratische formaties. Helaas maken die dezelfde fouten, ze willen het
kapitalisme hervormen in plaats van afschaven. Dat is de zwakheid van politiek
links.
De nieuwe linkse formaties in Europa
blijven vastzitten in de sociaal democratische illusie, waarin compromissen en
coalities met burgerlijke partijen noodzakelijk gesteld worden. Want anders
zouden ze in de ogen van de kapitalistische media ‘’laf’’ zijn en geen
‘’verantwoordelijkheid’’ willen. De
media zal altijd linkse partijen minachten, tot op het punt waarop ze het
kapitalisme gaan steunen. Dat is wat ze al sinds 1881 doen. De media is
niet de vriend van de socialisten, maar de propagandamachine van het
kapitalisme. Revolutionair socialisme is nodig tegen sociaal democratisch
verraad en bourgeoisie leugens!