Libië is een woestijn land. Anders dan Egypte bezit het land geen grote rivier, waardoor er weinig landbouw mogelijk is. De meeste Libische steden zijn gevestigd in het noorden van het land. Tripoli was de hoofdstad van de Grote ‘’Socialistische’’ Volks Libisch Arabische Jamahiriya. Deze naam droeg Libië sinds 1977, toen haar leider; kolonel Gaddafi afstand nam van alle officiële functies. Hij bleef slechts de ‘’broederlijke leider van de revolutie’’.
In theorie is het volk de baas. Het land hoort een radenrepubliek te zijn, waar volksraden het voor het zeggen hebben. Libië had tot begin 21ste eeuw een planeconomie. Alle economische besluiten lagen in de handen van staat. Deze bureaucratische staat bepaalde wat er geproduceerd werd en wat niet. Kolonel Gaddafi beweerde dat het volk aan de macht was. Maar in de praktijk was hij het, die de werkelijke machthebber was.
Het land Libië werd in 1951 onafhankelijk van Italië. Een monarchie werd in het leven geroepen. Deze Libische monarchie tolereerde geen politieke partijen en de koning was een absolute monarch. De verhoudingen met het imperialistische westen waren goed. Net als de conservatieve monarchieën van Saoedi-Arabië en andere Arabische landen, was ook het Koninkrijk Libië pro westers. Tegenstanders van de koning werden opgejaagd en vervolgd. Vooral aanhangers van de Egyptische leider; Nasser werd hard aangepakt.
De koning zag niets in het Arabischsocialisme van Nasser. Hij vond hem maar een herriemaker. Libië bleef een bondgenoot van het westen en was min of meer een standaard Arabisch koninkrijk. Daar kwam 1969 verandering in. In dat jaar werd de koning afgezet door het leger. De Revolutionaire Commandoraad onder Moammar Abu Minyar Gaddafi nam de macht over. Gaddafi was toen slechts 27 jaar oud.
Het land kreeg de naam; Libische Arabische Republiek. Gaddafi was een voorstander van het Arabischsocialisme van de Egyptische president Nasser. Toen die in 1970 stierf werd Gaddafi het nieuwe gezicht van het Arabischsocialisme. Tijdens de begrafenis van Nasser scheen Gaddafi meerdere malen flauw gevallen te zijn.
Net als Nasser was Gaddafi behoorlijk anti-imperialistisch. Hij keerde zich fel tegen de Amerikaanse olie imperialisten en begon steun te geven aan Arabische milities. Gaddafi bemoeide zich met bijna elke burgeroorlog in Afrika. Zo hielp hij rebellen in Tsjaad en steunde het brutale regime van Idi Amin Dada Oumee in Oeganda.
Gaddafi wou alle Arabische landen verenigen in een federatie. Zo kwam het dat in 1972, de landen Libië, Egypte en Syrië een Arabische Federatie stichten. Nasser had al eerder zo iets geprobeerd. De Verenigde Arabische Republiek bestond van 1958 tot 1961 en was een fusie tussen Egypte en Syrië. Deze nieuwe Federatie tussen Libië, Egypte en Syrië bleek ook niet levensvatbaar. In 1977 kwam een einde aan de Arabische Federatie doordat er te veel onenigheden waren tussen de landen.
Voor de Libische leider was daarmee het Arabischsocialisme verleden tijd. Hij introduceerde in 1977 zijn eigen versie van het Arabischsocialisme, genaamd het ‘’islamitisch socialisme’’. De Libische Arabische Republiek, moest een islamitische radendemocratie worden. Libië kreeg toen de naam Grote ‘’Socialistische’’ Volks Libisch Arabische Jamahiriya. Gaddafi werd geen premier of staatshoofd. Hij werd officieel slechts de ‘’broederlijke leider van de revolutie’’. Maar in praktijk bleef Gaddafi gewoon de baas, het volk had niets te zeggen.
Anders dan de koning van Libie was Gaddafi zeer anti-Amerika. Hij had zich fel gekeerd tegen de Amerikaanse bemoeizucht in de wereld. Dit werd hem niet in dank afgenomen door het westen. De Amerikanen vonden zijn antikapitalisme meteen rede genoeg om hem neer te zetten als een sovjet spion. Libië zou een ‘’marxistisch’’ terroristisch netwerk zijn, volgens de Amerikanen. In werkelijkheid was Gaddafi fel anticommunistisch. Hij zag zich zelf als een tegenstander van het kapitalisme en het atheïstische marxisme.
In 1981 werd de Amerikaanse ambassade in brand gestoken. Volgens de Amerikanen zat Gaddafi achter de daad. Daarom werd een handelsembargo ingevoerd. Libië mocht geen olie meer verkopen aan de Verenigde Staten en haar bondgenoten. Voor de rechtse president Ronald Reagan was het duidelijk, Libië was een terroristisch land, dat terrorisme steunde. Toen de CIA er achter kwam dat Libië verantwoordelijk was voor een terroristische aanslag in West-Berlijn, besloot president Ronald Reagan om Gaddafi een lesje te leren. Amerikaanse vliegtuigen bombardeerde Tripoli en veranderde het paleis van Gaddafi in een ruïne.
Vanaf 1986 waren de relaties tussen Amerika en Libië zeer slecht. Amerikanen mochten het land niet meer in en Gaddafi noemde Amerika, het ‘’grote boevennest’’ op aarde. Het werd nog dramatischer toen in 1988, een 747-100 van PanAm neerstortte in Schotland. Na een moeizaam onderzoek, werd duidelijk dat een bom het vliegtuig had neer gehaald. De bommaker was een Libische agent.
De hele wereld was woedend. Libië werd door de westerse media neergezet als een ‘’terroristische staat’’, dat zelfmoord commando’s steunde en onschuldige burgers wou afslachten. Na de val van de Sovjet Unie in 1991, merkte Gaddafi dat hij flink geïsoleerd stond. Dus begon hij minder anti-Amerikaans te worden. Hij richtte zich op Afrika en begon daar invloed op te bouwen.
10 jaar later draaide Gaddafi helemaal bij. Na de terreur aanslagen van 9/11 en de invasie van Afghanistan door Amerika, besloot Gaddafi het antiamerikanisme voorgoed opzij te zetten. Hij betaalde miljoenen aan de nabestaanden van de slachtoffers van de PamAm crash. Ook begon hij weer westerse leiders te ontvangen in Libië, iets wat sinds 1986 niet meer gedaan werd.
In 2003 maakte Libië bekend dat buitenlandse bedrijven weer toegang konden krijgen tot de Libische olie. Meteen waren zijn misdaden vergeven door het westen. Gaddafi was geen schurk meer, nu was hij opeens een ‘’goede zakenman’’. Vooral met de Italiaanse president Berlusconi waren de relaties zeer goed. Ondertussen drukte de ‘’lieve broederlijke leider’’ elke kritiek de kop in. Tegenstanders liet hij martelen en zo nodig executeren.
Het westen deed echter niets voor de onderdrukte burgers van Libië. De olie van Gaddafi was voor hun belangrijker. In 2007 werd de eerste Libische beurs geopend. Daarmee zette het land de eerste stappen richting een markt economie. Het westen was blij en de kolonel ook. Echter het volk van Libië leed en het zou nog vier jaar duren, totdat een man in Tunesië zich zelf in brand zou steken!
Gaddafi steunde vooral op het leger in de eerste jaren van zijn regime. Maar vanaf 1990 begon hij het leger minder te vertrouwen. Het Libische leger kon een nieuwe staatsgreep plegen en daar was hij erg bang voor. Daarom werd het Libische leger slecht onderhouden. Soldaten kregen nauwelijks nog training en moderne tanks en wapens waren alleen beschikbaar voor elite eenheden. Het reguliere leger werd dus vanaf de jaren 90 slecht onderhouden. Een speciale eenheid kreeg wel het beste van het beste, de Amazone Garde.
Deze garde bestond alleen uit vrouwen. Ze waren allemaal nog maagd en volledig loyaal aan hun ‘’broederlijke’’ leider. Deze groep vrouwen was controversieel, want vrouwen zijn binnen de islamitische wereld onder gesteld aan de man. Dat vrouwen zo’n belangrijke functie konden krijgen is voor sommigen moslims onacceptabel.
De Amazone Garde was niet groot. Het ging om slechts 30 tot 40 vrouwen, die hun leven helemaal opofferden aan Al-Qadhafi. Overal waar de Libische leider kwam, waren ook zijn vrouwen van de Amazone Garde aanwezig. Ze worden opgeleid als vechtmachines en zijn bereid om iedereen te doden voor hun leider. Dat maakte de Amazone Garde een gevaarlijk deel van het speciale privé leger van Al-Qadhafi.
Het jaar 2011 brak aan. Voor Libië weer een nieuw jaar, het 42ste onder Moammar Abu Minyar Al-Qadhafi. Niet alleen hij was oppermachtig. Ook zijn kinderen hadden top functies binnen het Libische staatsapparaat. Die zorgden er wel voor dat iedereen trouw bleef aan de idealen van de ‘’Groene Revolutie’’.
In januari 2011 ontstonden protesten in Tunesië. Daar was een collega dictator sinds 1987 aan de macht. Ben Ali en zijn elitaire vrouw onderdrukte het Tunesische volk en roofde hun welvaart. Toen een eenvoudige straatverkoper zich zelf in brand stak, ontstonden protesten tegen het regime van Ben Ali. Uiteindelijk werden de protesten zo groot dat Ben Ali er vandoor ging. Zijn vrouw roofde 1,6 ton goud van de Tunesische bank en ging er ook vandoor. Maar het volk was blij, ze hadden hun dictator verjaagd.
Meteen na de val van Ben Ali begon Gaddafi zich zorgen te maken. Hij zei dat Tunesië een goede president had verloren. Het was duidelijk dat de Libische leider vreesde voor zijn eigen rijk. Zo ver was het nog niet. Want de revolutie sloeg eerst over naar Egypte. Daar was president Mubarak sinds 1981 aan de macht.
Ondanks pogingen van het Mubarak regime bleven de Egyptenaren protesteren. Uiteindelijk gaf hij toe en op 11 Februari 2011, vertrok Mubarak uit Cairo. De revolutie had ook in Egypte gewonnen. Nu begonnen ook in Libië mensen hun mening te zeggen. Gaddafi liet meteen het internet afsluiten en beval de politie in paraatheid te komen. Toen de protesten groter werden gaf de ‘’lieve broederlijke leider’’ het bevel om gericht op de demonstranten te schieten.
Op 16 februari vocht de politie met hondeden demonstranten in de tweede Libische stad; Benghazi. Ondanks felle gevechten moesten de agenten zich terug trekken. De woedende menigte stak het gebouw van de gehate staatspolitie in brand. Gaddafi liet op die dag, zijn eigen aanhang demonstreren in Tripoli. Deze mensen werden opgeroepen om hun ‘’broederlijke leider’’ te steunen tegen de opstanden. De onrusten bleef echter groeien. In Benghazi namen demonstraten de stad over. De gehate groene vlag van Libië werd neergehaald en portretten van de ‘’broederlijke leider’’ verbrand.
De revolutie brak nu echt uit, de mensen waren niet meer te houden. Duizenden gingen de straat op en vernietigde posters en symbolen van het gehate Gaddafi regime. Het leger begon op de demonstranten te schieten, meer dan 200 mensen werden gedood tussen 16 en 20 februari. Nu begonnen ook de politieke leiders van het land te merken dat de revolutie Libië bereikt had
Saif al-Islam Gaddafi de oudste zoon van Al-Qadhafi, verscheen op de Libische staatstelevisie. Hij gaf vooral buitenlanders en islamitische radicalen de schuld van alle ellende. Het volk moet volgens hem stoppen met de onrusten. Er zouden hervormingen komen beloofde hij. Echter in Benghazi luisterde niemand naar hem. Voor het eerst sinds het land haar huidige naam kreeg, had de massa de macht echt in handen. Volksraden die vroeger alleen maar pro-Gaddafi propaganda riepen, werden overgenomen door de oppositie. De oude vlag van het Koninkrijk Libië werd door de rebellen aangenomen als Libische staatsvlag ( een zet die niet erg handig zou blijken ).
Op 21 februari was de boel volledig uit de hand gelopen. Gaddafi gaf zijn luchtmacht het bevel om de opstandelingen in Benghazi te bombarderen. Twee piloten weigerde hun bevelen uit te voeren en vlogen hun toestellen naar Malta. Vijf piloten zijn vermoedelijk al geëxecuteerd omdat ze weigerde om op hun volk te schieten. Dat volk had zich ondertussen bewapend met wapens van het Libische leger. Sommige legereenheden hebben al de kant van de bevolking gekozen.
Gaddafi verschuilde zich in de hoofdstad Tripoli. Daar moest hij toe zien hoe het volk van Libie in opstand kwam. Net als Adolf Hitler had hij alle begrip voor de werkelijkheid verloren. Hij brulde en vloekte in zijn toespraken en gaf alles en iedereen de schuld. Toch weigerde hij om de strijd op te geven. De ooit machtige kolonel Moammar Abu Minyar Gaddafi leek de greep op de werkelijkheid te verliezen. Ondertussen kwamen ook in westerse dorpen rebellen in opstand. Echter het groene leger ( bestaande uit huurlingen en loyale soldaten ) van de dictator bereide zich voor om terug te slaan.
Al snel bleek dat vooral de elite eenheden van Gaddafi trouw gebleven waren. Dankzij hun training en moderne wapens lukte het hun om aanvallen van rebelse soldaten af te weren. De rebellen hebben genoeg soldaten, maar dat was een mix van burgers en overgelopen soldaten. De meeste rebellen waren jongeren die vol met idealisme te strijde trokken tegen soldaten die veel beter getraind en gewapend waren.
De groene soldaten van Gaddafi maakte veel slachtoffers. In steden die onder het commando van de kolonel stonden, dode sluipschutters burgers en iedereen die niet een soldaat voor Gaddafi was. Op 9 maart probeerde de rebellen het dorp Bin Jawad in midden Libië in te nemen. Daar liet Gaddafi zien dat hij nog niet verslagen was. De rebellen moesten zich terug trekken nadat ze door tanks en artillerie beschoten werden.
Twee dagen eerder hadden de groene soldaten een tegen offensief gestart. Rebelse dorpen in het westen van Libië werden terug veroverd en rebellen genadeloos vervolgd. Tot 17 maart leek het tij te keren in het voordeel van Al-Qadhafi. Zijn elite leger bezat nog moderne tanks en lang afstand wapens. De rebellen hadden slechts kleine wapens en waren niet in staat om de tanks en artillerie uit te schakelen.
Het overgrote deel van het rebellen leger in het oosten van Libië vocht niet tegen Al-Qadhafi. Die waren bezig met trainingen en oefeningen. Het waren vooral locale rebellen die het moesten afleggen tegen het arsenaal van de dictator.
Uiteindelijk bereikte de tanks van Gaddafi de buitenwijken van Benghazi. Veel Libiërs werden bang. Gaddafi bleek sterker dan men had gedacht. Anders dan in Tunesië en in Egypte bleken toch nog veel mensen hem trouw, waarom?
Er zijn verschillende redenen waarom het Gaddafi lukte om terug te slaan. De dictator had nog een grote groep mensen die hem steunde in het westen van Libië. Dat kwam omdat de rebellen gebruik maakte van de oude monarchistische vlag, dat moet niet goed in smaak gevallen zijn bij mensen in het westen. De Libische koning had zijn machtsbasis in het oosten van Libië en had geen historische banden met het westen. Hierdoor kon Gaddafi inspelen op oude gevoelens van wantrouwe, die veel westerse Libiërs hadden tegenover de oostelijke Libiërs die nu de rebellen leidde.
Gaddafi kon dus rekenen op steun in het westen van Libië. Hierdoor kon hij de rebellen flinke klappen toe brengen. Met hulp van zijn luchtmacht en artillerie moesten de rebellen zich vaak uit gevechten terug trekken. Uiteindelijk besloot de NAVO om een no-fly zone in te voeren. Ze wilde daarmee voorkomen dat Gaddafi zijn luchtmacht gebruikte.
Toen bleek dat de ‘’broederlijke leider’’ ook zonder zijn luchtmacht de rebellen begon te verslaan, besloot het westen om ( onder het motto ‘’wij beschermen Libische burgers’’ ) tanks en artillerie van de kolonel uit te schakelen. Het westen koos de kant van de rebellen en viel het groene leger van uit de lucht aan.
Westerse militaire vliegtuigen begonnen op 19 maart met luchtaanvallen op Libische doelen. Operation Ellamy was de code naam voor de Britse aanval. 10 Eurofighters vlogen vanuit Groot Brittannië naar Libië en bombardeerde daar doelen. De Fransen noemde hun luchtaanval op Libië; Opération Harmattan. Franse Mirages bombardeerde luchtmachtbasissen en anti-air raketten.
Toch waren veel mensen het niet eens met de westerse inmenging. Vooral revolutionair linkse politieke partijen vonden het zeer hypocriet hoe het westen zich gedroeg. Jaren lang hadden ze Gaddafi gesteund en nu vielen ze hem opeens in de rug aan. Het was duidelijk dat het westen die aanvallen niet uitvoerde puur alleen voor het welzijn van de Libische revolutie. Want als dat het geval was geweest dan had men wel eerder iets gedaan. Nee, men greep pas in toen hun vroegere vriend dreigde te winnen. Pas toen merkte het westen dat hun olie in gevaar was. Want Gaddafi zou na een overwinning nooit meer aan hun olie verkopen en alle buitenlandse olie bedrijven nationaliseren.
In april besloot het westen om militaire adviseurs te sturen naar Libië. Ondertussen bombardeerde de westerse luchtmachten bijna elke dag militaire doelen. Niet alleen vliegvelden werden het doelwit. Ook tanks en artillerie gingen eraan, waardoor het groene leger van de kolonel zware klappen kreeg. Doordat de tanks en artillerie uitgeschakeld werden konden de rebellen de strijd weer opvoeren.
De rebellen merkte dat Gaddafi veel buitenlanders had ingehuurd. Zwarte huurlingen uit Afrika en Oekraïne vochten mee. Het was duidelijk dat Gaddafi geen vertouwen meer had in zijn Arabische soldaten en daarom gebruik ging maken van buitenlanders. In rebels gebied pleegde deze huurlingen vreselijke misdaden. Burgers die rebels waren werden opgepakt en vermoord. In totaal had de oorlog in Libië al aan 20.000 mensen ( inclusief soldaten aan beidde kanten ) het leven gekost.
In Tripoli deed de Gaddafi familie alles om leugens en onwaarheden te verspreiden. Zo waren de rebellen ‘’islamitische fundamentalisten’’ en riep men de ouders van jonge rebelse soldaten op hun kinderen te ‘’genezen’’ van het ‘’Al-Qaeda vergif’’ Ook werden de rebellen ‘’agenten van het imperialisme’’ genoemd, dat werd vooral na 20 maart gebruld.
Nog voordat het westen met bombardementen begon, hadden westerse vliegtuigen al mensen geëvacueerd uit Libië. Vooral werknemers van westerse olie bedrijven werden in februari en begin maart geëvacueerd. De Britten en de Duitsers stuurde grote transport toestellen om de honderden werknemers weg te halen uit Libië.
De groene soldaten van Moammar Abu Minyar Gaddafi waren versterkt door huurlingen uit Afrika. Hierdoor begonnen de rebellen massief zwarten te arresteren. Ze dachten dat elke zwarte man een strijder voor Gaddafi was. In de chaos is het niet onmogelijk dat sommige onschuldige zwarten vermoord zijn door woedende rebelse soldaten.
Dat die zeer woedend waren op de zwarte huurlingen is te begrijpen. De huurlingen van Gaddafi waren wreed en dode iedereen die geen groene schaal droeg. Wreedheid was iets dat men associeerde met de zwarten, omdat men wist dat veel huurlingen zwart waren.
Niet alleen zwarten waren huurlingen. Ook piloten uit Oekraïne zouden meegevochten hebben. De Libische piloten hadden geweigerd om op hun eigen volk te schieten. Dus had Gaddafi piloten uit het buitenland gehaald. Oekraïners en Serviërs zouden de MIG’s gevlogen hebben tegen de rebellen. Maar hoeveel buitenlanders mee vochten is nog niet bekend.
De strijd ging nu meer gelijk op. Beidde kanten in het conflict maakte gebruik van propaganda en overdreven enorm. Hierdoor wisten buitenlandse journalisten vaak niet of hun de waarheid werd verteld. De groene soldaten hielden vol dat ze voor het Libische volk vochten en dat de rebellen ‘’verraders’’ waren die vernietigd moesten worden.
Begin augustus begonnen de rebellen met een groot offensief naar het westen. Nu vochten ook die legereenheden mee die tot kort getraineerd hadden in het oosten. Zonder zijn moderne tanks en zonder luchtmacht, was het groene leger van Gaddafi niet in staat om dit volksleger tegen te houden.
Al vechtend stootte het Nationale Bevrijdingsleger van Libië door naar het westen en naar de hoofdstad. Op 20 augustus 2011 bereikte de rebellen Tripoli. Toen begon de laatste slag in de Libische burgeroorlog. De stad werd verdedigd door huurlingen, groene soldaten en mensen die nog steeds geloven dat hun leider de echte Libische revolutie leidt. Dat is hoe Gaddafi het zag. Hij was de ‘’revolutionaire’’ leider, de ‘’broederlijke gids van de revolutie’’ In werkelijkheid was juist hij de persoon die tegen de Libische revolutie vocht. Hij en zijn familie waren een oligarchie op zich. Ze waren steenrijk en had meer politieke macht dan alle Libische ministers en bureaucraten.
Op 22 augustus was 77% van Tripoli bevrijd. Alleen rond het hoofdkwartier van de kolonel werd nog flink gevochten. Gaddafi had zich niet meer laten zien in het openbaar sinds juni en de rebellen waren niet zeker of hij aanwezig was in zijn hoofdkwartier. Na felle gevechten braken de rebellen door de poorten en veroverde het hoofdkwartier van de dictator.
De volgende dag drongen de eerste rebellen door in Bab El Aziza, het hoofdkwartier van Gaddafi. Een dag eerder hadden zijn aanhangers nog feest gevierd voor het paleis dat in 1986 beschadigd was geraakt door bommen van de Amerikanen. De aanhangers van Gaddafi wisten dat de rebellen eraan kwamen. Toen de eerste vier rebellen het paleis naderde waren alle aanhangers van Gaddafi gevlucht. Zelfs de groene soldaten boden zeer licht verzet. Na enkele uren was Bab El Aziza veroverd. De groene vlaggen werden neergehaald en de portretten vernietigd!
Met de verovering van het hoofdkwartier wonnen de rebellen een grote slag. Toch hadden ze niet de hoofdprijs gewonnen. Kolonel Gaddafi was niet aanwezig in zijn hoofdkwartier en bleek gevlucht naar Sirte, zijn geboorteplaats. Op 28 augustus was de strijd voorbij. De laatste groene soldaten vluchten weg of gaven zich over. De vraag was nu of de Libische Nationale Overgangsraad, de eenheid kon bewaren? Een onzekere toekomst stond Libië te wachten!
Hoewel de hoofdstad bevrijd was, waren nog een paar dorpen in het bezit van Al-Qadhafi. De volgende dorpen waren tussen september en oktober 2011 nog in bezit van de Grote ‘’Socialistische’’ Volks Libisch Arabische Jamahiriya:
- Bani
Walid, ten zuiden van Tripoli
- Sabha,
een dorp midden in de woestijn
- Sirte,
de geboorteplaats van Al-Qadhafi
Op 1 september verklaarde kolonel Al-Qadhafi, dat Sirte de nieuwe hoofdstad werd van zijn Libische Arabische Jamahiriya. De gehele wereld keerde zich echter tegen de ‘’lieve broederlijke leider’’
Alleen de landen; Cuba, Zimbabwe, Venezuela, Namibië, Bolivia, Ecuador en Wit-Rusland erkende de Libische Arabische Jamahiriya nog. 100 andere landen erkende de Libische Overgangsraad, die haar intrek nam in de hoofdstad Tripoli.
Tussen september en oktober werd heftig gevochten in de dorpen; Bani Walid, Sabha en Sirte. Het eerste dorp dat de rebellen veroverde werd Sabha, dat dorp werd op 22 september bevrijd van de groene soldaten. Na vele gevechten en meer dan 60 doden, lukte het de rebellen om op 17 oktober het dorp Bani Walid te bevrijden. Nu was Sirte de laatste vesting van kolonel Al-Qadhafi.
De eerste gevechten in Sirte begonnen al in september. Maar al snel merkte de rebellen dat de nieuwe hoofdstad van de Libische Arabische Jamahiriya zeer zwaar verdedigd werd. Ze konden niet weten dat Al-Qadhafi, zich in de stad bevond. Sinds de val van Tripoli was hij gevlucht en hield zich schuil in zijn geboorteplaats.
16.000 rebellen vielen de laatste hoofdstad van de ‘’groene revolutie’’ binnen. De gevechten waren heftig, veel gebouwen raakte zwaar beschadigd en meer dan 260 rebellen werden gedood. Volgens de rebellen werden bij de gevechten 800 burgers vermoord, de aanhangers van Gaddafi beweerden dat 2.000 burgers het leven lieten.
Op 20 oktober 2011, probeerde Gaddafi te vluchten uit Sirte. Maar zijn konvooi werd beschoten door NAVO vliegtuigen. De kolonel en zijn lijfwachten zochten dekking onder een brug en daar vonden de rebellen hem. Meteen opende die het vuur op de man die 41 jaar hun ‘’lieve leider’’ was geweest. Hij raakte zwaar gewond en bloedde zeer. Rebelse soldaten pakte hem op en droegen hem rond, uiteindelijk kreeg de kolonel een kogel door zijn hoofd. Hij verloor het bewustzijn en na enkele minuten was de ‘’lieve broederlijke leider’’ overleden. Met zijn dood kwam een einde aan de Libische burgeroorlog en aan de Grote ‘’Socialistische’’ Volks Libisch Arabische Jamahiriya.
In gebruik van 1977 tot 2011