Nomenklatura is een Russische term. Het gaat hierbij om mensen die behoorde tot de stalinistische bureaucratie. Deze Sovjet bestuurders waren de machthebbers van de Sovjet-Unie tussen 1922 en 1991.
De oudste leden van de nomenklatura hadden nog gewerkt onder de Tsaar en de regering van Alexander Kerensky. Toen de Russische burgeroorlog in 1917 uitbrak, hadden de bolsjewieken geen eigen leger. Daarom sloten de meeste partijleden van de Russische Communistische Partij zich aan bij het nieuwe Rode Leger van Leon Trotsky. Maar wie moest Sovjet Rusland besturen? Sovjet leider Vladimir Lenin werd gedwongen om oude tsaristische bureaucraten in dienst te nemen. Deze mensen waren onbetrouwbaar en zeker niet communistisch ingesteld. Toch had Lenin geen keus, deze bureaucraten waren hard nodig omdat zijn eigen mensen in het Rode Leger vochten.
Tussen 1917 en 1922 stierven één miljoen bolsjewieken, dat verzwakte de communistische partij en gaf de niet-communistische bureaucraten nog meer macht. De nieuwe laag partijleden die na 1922 lid werden, waren niet altijd bereid om een arbeidersleven te leiden. Vooral de staatsbureaucraten eiste speciale privileges, beter voedsel, betere huizen en hogere salarissen.
Joseph Stalin werd in 1922 generaal secretaris van de Russische Communistische Partij. Hij was de man die de Sovjet bureaucratie graag zag. Hij was sterk en zette zich in voor de opbouw van het ‘’socialisme in eigen land’’. Dat was wat de bureaucratie wou, want de internationale revolutie was voor hun niet belangrijk.
Stalin steunde ook de Nieuwe Economische Politiek. Deze NEP was in 1921 ingevoerd en verving het oorlogscommunisme. De NEP was een markt economie, bedoeld om Rusland uit de chaos te redden. Stalin en de rechtse oppositie binnen de communistische partij steunde deze markt economie, tegen de zin van de linkse oppositie ( Leon Trotsky ).
Eind 1922 zag de zieke Lenin, dat zijn Unie van Socialistische Sovjet Republieken veel bureaucratische misvormingen had. Één van die misvormingen was volgens Lenin de absolute macht van Stalin en de bureaucratie die hij vertegenwoordigde. De staatsbureaucratie leefde niet volgens de idealen van het marxisme. Leden van de bureaucratie wouden meer hebben dan de gewone arbeiders. Van democratie was nauwelijks meer spraken. De arbeidersraden van 1917 waren spreekbuizen geworden voor de communistische partij. Alleen binnen de partij waren democratische debatten nog mogelijk.
Op 21 januari 1924 stierf Lenin, daarmee was de grootste tegenstander van de stalinisten al uit de weg geruimd. Leon Trotsky en zijn linkse oppositie werden toen het gezicht van de anti-bureaucratische bolsjewieken. Binnen het politbureau van de partij, vocht Trotsky een bittere strijd tegen de pro-Stalin trojka. Deze trojka bestond uit;
1: Joseph Stalin
2: Lev Kamenev
3: Grigory Zinoview
Kamenev en Zinoview hielpen Stalin in zijn strijd tegen Trotsky. Zo zorgde ze ervoor dat Lenin’s kritiek op Stalin nooit werd openbaard en Zinoview versterkte de positie van stalinistische communisten binnen de Communistische Internationale. De alliantie tussen Stalin, Kamenev en Zinoview hield tot 1926 stand. Toen pas ( en veel te laat ) merkte Kamenev en Zinoview hoe Stalin hun buitenspel had gezet. Ze waren slechts pionnen geweest in het sluwe spel dat Stalin speelde.
In wanhoop sloten Kamenev en Zinoview een alliantie met Leon Trotsky. Deze alliantie kreeg de naam; Verenigde Oppositie. Maar het was te laat. Stalin was in 1926 zeer machtig en had al de steun van de Sovjet geheime politie ( de OGPU ). In oktober 1927 had Joseph Stalin de meerderheid in het centraal comité van de partij. Hij liet meteen Leon Trotsky, Lev Kamenev en Grigory Zinoview royeren uit de Unie Wijde Communistische Partij.
De rechtse oppositie binnen de partij werd vertegenwoordigd door de jonge Nicolai Bukharin. Deze jonge man was een vurige aanhanger van de NEP. Hij vond dat deze markt economie een goede stap was richting het socialisme. Stalin kon zich in hem vinden en maakte een bondgenootschap met de leden van Bukharin’s rechtse oppositie. Daardoor kreeg Stalin de steun van Alexei Rykov, de premier van de Sovjet-Unie. Rykov was een gematigde bolsjewiek en was na de dood van Lenin, premier van het land geworden.
Met steun van de rechtse oppositie en zijn bureaucratie liet Stalin in 1927, zijn grootste tegenstanders uit de partij zetten. Lev Kamenev en Grigory Zinoview waren geshockt en smeekte Stalin om weer toegelaten te worden tot de communistische partij. Nu kon de ‘’grote leider’’ eisen stellen. Kamenev en Zinoview moesten Trotsky neer zetten als een vijand van het marxisme leninisme. Ook moesten ze hun fouten publiekelijk toegeven en Stalin steunen. Ze deden het en werden weer partijlid. Echter het centraal comité en het politbureau van de Unie Wijde Communistische Partij, zaten nu vol met rechtse bolsjewieken en stalinisten.
Stalin begon na zijn overwinning op Trotsky, met de invoering van een planeconomie. De markt economie van de Sovjet-Unie moest vervangen worden. Nicolai Bukharin was geen voorstander van een planeconomie. Dus liet Stalin hem op 12 november 1929 uit het politiebureau plaatsen, hij bleef nog wel partijlid. Toen was Stalin heer en meester van de communistische partij. Democratische debatten werden praktisch onmogelijk gemaakt. Daarmee kwam een einde aan het democratische centralisme binnen de Unie Wijde Communistische Partij en begonnen de jaren van absolute stalinistische heerschappij.
De Sovjet nomenklatura groeide in de jaren 30. Terwijl Stalin’s enorme collectivisaties veel slachtoffers eiste onder de boeren bevolking, hadden de bureaucraten in Moskou een goed leven. Stalin bouwde de eerste Sovjet flats voor zijn nomenklatura. Flats waren in de jaren 30 alleen voor de trouwste stalinisten. Ze hadden warm water en elektriciteit, een luxe voor 1930. De meeste Sovjet burgers zouden pas in de jaren 60/70 kennis maken met de flat gebouwen. Tegen die tijd leefde de nomenklatura niet meer in flats, maar in luxe villa’s.
Rond 1930 was 90% van de Sovjet landbouw in de handen van de staat. Stalin wou de druk opvoeren en begon met een vijf jaren plan. In dit vijf jaren plan moest de Sovjet-Unie zich omtoveren tot een machtige industrie natie. De planeconomie deed haar werk verassend goed. In 1935 waren de eisen die in 1930 gesteld waren niet alleen gehaald, maar zelfs overtroffen. Stalin moet verbaast geweest zijn over de enorme mogelijkheden die een planeconomie met zich meebrachten. Er was echter een schaduwzijde. De economie van de Sovjet-Unie was in staat om grote projecten makkelijk uit te voeren. Maar de eisen van de burgerbevolking liet men links liggen. Er kwam al snel een hongernood die in 1932 meer dan 8 miljoen doden kosten.
In 1934 stierf de populaire Leningrad leider; Sergey Kirov. Deze man was zeer populair bij de bevolking van Leningrad. Kriov had veel kritiek op de collectivisaties en de manier waarop Stalin omging met andere bolsjewieken. Toen Sergey Kirov slechts twee negatieve stemmen kreeg tijdens de verkiezingen van het centraal comité in 1934, was de maat vol. Stalin gaf zijn NKVD ( voorloper KGB ) de opdracht om Kirov te doden.
De NKVD deed haar werk en in het diepste geheim schoot een geheime agent, Kirov vlak voor zijn woning neer. Stalin had weer gewonnen. Hij ‘’rouwde’’ officieel om de dood van Kirov en verklaarde dat hij een held van de Sovjet-Unie was. Twee jaar later begon het grote stalinistische terreur.
De Sovjet nomenklatura had dit terreur liever niet gehad. Maar Stalin vreesde de macht van oude bolsjewieken. Kamenev, Zinoview en Bukharin waren nog populaire types. Echter Stalin had genoeg van de oude bolsjewieken. Hun invloed en vermoedelijke kritiek wou hij niet langer tolereren. De grote Moskou processen begonnen. Stalin klaagde duizenden bolsjewieken aan voor misdaden tegen de sovjet staat. Nadat hij eerst Kamenev, Zinoview en Bukharin had geroyeerd liet hij hun oppakken, berechten en executeren.
600.000 partijleden werden tussen 1936 en 1938 vermoord. Hiermee maakte Stalin definitief een einde aan de laatste bolsjewieken die met Lenin de revolutie hadden doorgevoerd. Stalin en zijn bende genoten van het leed en de angst. De nomenklatura was echter alles behalve tevreden, maar ook bij hun heerste de angst voor de NKVD. Hoewel de Sovjet bureaucratie loyaal was aan Stalin, vreesde men de paranoia van de ‘’grote leider’’ De angst voor Stalin ging zelfs zo ver dat niemand durfde te stoppen met applaudisseren, een bel moest steeds aangeven wanneer men mochten stoppen.
Tussen 1938 en 1953 had Stalin enkele zeer trouwe bondgenoten. Deze waren;
1: Vjatsjeslav Molotov
2: Lavrenti Beria
3: Nikita Khrushchev
Vjatsjeslav Molotov was in 1930 premier van de Sovjet-Unie geworden. In theorie was hij staatsleider, echter doordat Stalin al sinds 1922 leider van de communistische partij was, stond Stalin boven Molotov. In stalinistische landen staat de partij boven de arbeidersstaat. Lavrenti Beria was Stalin’s NKVD lieveling. Hij was ook van Georgische afkomst en deelde Stalin’s wreedheid. Als er twee personen zijn waarmee je Stalin en Beria kunt gelijkschakelen dan zijn het Hitler en Himmler. Himmeler’s SS en Beria’s NKVD hadden dezelfde functies.
Nikita Khrushchev was een bureaucraat. Een man die precies wist hoe hij aan de top van de nomenklatura kon komen. Een stalinist die loyaal was aan het stalinisme sinds 1932. Khrushchev werkte aan de Moskou Metro en kreeg voor zijn werk de Orde van Lenin. Toen het stalinistische terreur in 1936 begon, gaf hij namen door aan de NKVD. 41,305 mensen werden op aanraden van Nikita Khrushchev opgepakt. 8.500 moesten geëxecuteerd worden zei hij!
Na de tweede wereld oorlog liet de Sovjet nomenklatura, in oost Europa stalinisten aan de macht zetten. Deze stalinisten werden al snel de nomenklatura van oost Europa. In de Duitse Democratische Republiek werden de leden van de Socialistische Eenheidspartij van Duitsland de oost Duitse nomenklatura. In Polen waren het de leden van de Poolse Verenigde Arbeiders Partij en in Joegoslavië die van de Liga van Joegoslavische Communisten. Alle leden van de stalinistische nomenklatura waren loyaal aan de wil en wet van de Sovjet bureaucratie. Er waren echter ook stalinisten die het niet zo nauw namen met de wil en wet van Moskou.
In China werd in 1949, een maoïstische Volksrepubliek gesticht. De Chinese Communistische Partij van Mao Zedong, had echter een eigen opvatting van het marxisme leninisme. De Chinese bureaucratie steunde op de arme boeren en het proletariaat was in China zeer zwak. Dat is het fundamentele verschil tussen het stalinisme en het maoïsme. Stalinisme gaat uit van een arbeiders revolutie. Stalinisten geloven dat de arbeidersklasse het revolutionaire volk is. De maoïsten geloven dat de boeren het revolutionaire volk zijn.
Hoewel Stalin en Mao bondgenoten waren, was Mao zeker geen slaafje van Moskou. Hij en Stalin hadden een zakelijke relatie en daar bleef het bij! In Europa was Joegoslavië een probleemkind voor Stalin. De Joegoslavische stalinistenleider; Josip Bronz Tito, was een trotse man. Een patriottische Joegoslaaf die zich niet liet rond commanderen door Stalin. In 1948 kreeg Tito ruzie met Stalin en werd Joegoslavië verbannen uit de stalinistische wereld.
In maart 1953 stierf Joseph Stalin, een grote opluchting voor de Sovjet nomenklatura. De bureaucraten hadden genoeg van Stalin en zijn terreur machine. De NKVD werd ook door de bureaucraten gehaat. Op 23 december 1953 liet de Sovjet nomenklatura, Lavrenti Beria opakken, berechten en executeren. Molotov en Khrushchev besloten om het stalinistische regime te verzachten. Veel bolsjewieken die Stalin had laten vermoorden werden gerehabiliteerd. De NKVD werd ontbonden en in haar plaats kwam de KGB.
Nikita Khrushchev werd de nieuwe leider van de Sovjet-Unie. Tot 1956 leek het alsof hij een klassieke stalinistische koers zou volgen. Maar de nomenklatura vroeg om hervormingen. Op 25 februari 1956 tijdens het 20ste congres van de Communistische Partij van de Sovjet-Unie ( CPSU ) gaf Nikita Khrushchev opeens felle kritiek op Stalin en op de persoonlijkheidscultus. Hij probeerde daarmee zijn handen schoon te spoelen, want Khrushchev was zelf ook verantwoordelijk voor heel wat moord en doodslag. Tijdens het grote terreur liet hij tienduizenden oppakken en afvoeren naar de concentratiekampen in Siberië. De kritiek die hij in februari 1956 had op Stalin, was dus heel hypocriet.
De Sovjet nomenklatura was blij met de anti-Stalin toespraak. Maar veel arbeiders waren woedend. Bij de arbeidersklasse had Stalin een heldenstatus. Hij was het, die het Sovjet volk naar de overwinning leidde in 1945. Voor de arbeiders was Stalin een held, zij geloofde in de Stalin van de propaganda, ze kende de ware aard van hun ‘’grote leider’’ niet. Tot op de dag van vandaag leven nog veel Russen met het beeld van Stalin, zoals dat door de propaganda werd verspreid.
Nikita Khrushchev liet miljoenen gevangenen vrij en sloot veel concentratiekampen. Er was echter één bolsjewiek die nooit gerehabiliteerd werd. Dat was Leon Trotsky. Die was in 1940 door een stalinistische agent in Mexico vermoord. Trotsky bleef tot zijn dood, vechten tegen de nomenklatura en het stalinistische systeem. De bureaucratie haatte hem daardoor en Nikita Khrushchev vond dat de trotskisten nog altijd, staatsvijanden nummer 1 waren.
Tussen 1956 en 1964 heerste een liberale periode in de Sovjet-Unie. Kunst kreeg veel vrijheid en ook het dagelijkse leven werd minder angstig. De nomenklatura kon eindelijk gaan genieten van hun luxe, zonder de angst om gearresteerd te worden door de NKVD. De nieuwe KGB stond strak onder de controle van de bureaucratie en de nomenklatura hoefde niet bang te zijn.
Wie wel bang moesten zijn waren arbeiders die te veel kritiek hadden. Want te veel kritiek op de communistische partij bleef taboe. Ondanks de hervormingen bleef de dictatuur van de communistische partij en de nomenklatura bestaan. De beste huizen en de beste banen bleven voor de leden van de stalinistische bureaucratie. Ondanks dat Stalin verdwenen was uit het straatbeeld, was zijn bureaucratie nog steeds aan de macht en dat zou nog 34 jaar zo blijven.
De Cuba crisis maakte een einde aan de hervormingen van Nikita Khrushchev. De nomenklatura vond Khrushchev te ver gaan tijdens de Cuba crisis. De hervormingen gingen zover dat de bureaucratie bang werd dat het Sovjet volk kritisch zou worden. Een kritisch volk is een gevaar voor elke dictatuur. De nomenklatura dacht met angst terug aan de oost Duitse en Hongaarse opstand.
Leonid Brezhnev kreeg de meeste conservatieve leden van de nomenklatura achter zich. Brezhnev en zijn neostalinisten namen in 1964 de macht over. Nikita Khrushchev werd uit het politbureau gezet en Brezhnev werd de nieuwe generaal secretaris van de CPSU. Onder deze nieuwe leider begon de grote stalinistische zelfverrijking. Het beste voorbeeld daarvan was Leonid Brezhnev zelf. Kilo’s medailles gaf hij zich zelf. Hij reed in westerse auto’s, genoot van het beste ( westerse ) voedsel en had een levensstijl die overeen kwam met die van een bourgeoisie lid.
De arbeidersklasse van de Sovjet-Unie moest in krappe flats gaan wonen. Duizenden van deze kille monsterlijke gebouwen werden in de jaren 60/70 gebouwd. De nomenklatura woonde ondertussen in mooie villa’s, vaak in de rustigste wijken. De KGB zorgde er voor dat de huizen van de belangrijkste leiders zeer streng bewaakt werden. Het was vaak zelfs verboden voor gewone mensen om de wijken van de nomenklatura te betreden.
Voor de top bureaucraten van de Sovjet-Unie waren speciale winkels. Hier waren goederen te koop alleen voor leden van de nomenklatura. De leiders van de communistische partij, reden in de beste wagens, hadden mooie villa’s en kochten voedsel van ‘’hun’’ winkels. De vrouwen van de nomenklatura hoefde nooit in lange rijen te staan voor de winkels. Hoe hoger je in de stalinistische bureaucratie stond, hoe meer privileges je had. De stalinisten vonden dat ze recht op meer luxe en status hadden, omdat ze de bestuurders van het land waren. Klinkt dat niet bekend? ( zo brullen politici en kapitalisten ook )
In de jaren 70 stagneerde de Sovjet economie. Na jaren van stalinistisch mismanagement liep de boel vast. Maar dat merkte de Sovjet nomenklatura niet. Die deed alsof alles in orde was. Ondertussen importeerde men Amerikaans graan om zo een hongersnood te voorkomen. Veel arbeiders wisten helemaal niet hoe slecht de Sovjet-Unie ervoor stond. Alleen de mensen die de planeconomie bepaalde, wisten dat de economie inefficiënt en slecht draaide. Ze kregen echter geen gehoor van de top. De stalinisten waren alleen met zich zelf bezig en lieten de Sovjet-Unie gewoon barsten.
Officieel was er geen werkeloosheid, maar veel mensen deden werk dat niet eens nodig was. Zo hield men mensen bezig met werk dat totaal niet productief was. Kritiek op dit soort handelingen was taboe en kon veel ellende veroorzaken. Eind jaren 70 werd duidelijk dat er veranderingen moesten komen, alleen niemand durfde iets te zeggen. Iedereen was bang om zijn baan of status te verliezen. De arbeiders hadden de kennis niet en werden dom gehouden, de nomenklatura leden vreesde voor hun eigen status en luxe.
Leonid Brezhnev stierf op 10 november 1982. Hij liet het land bankroet en totaal verwaarloosd achter. De Sovjet-Unie kende twee generaal secretarissen tussen 1982 en 1985. Op 5 maart 1985 koos de Communistische Partij van de Sovjet-Unie een derde generaal secretaris. De nieuwe leider was de 54 jarige; Mikhail Gorbachev. In 1979 was Gorbachev lid geworden van het politbureau van de communistische partij. Hij was een hervormer en pleitte voor veranderingen.
De partij koos hem en Gorbachev begon met glasnost ( opening ) en perestroika ( heropbouw ). De Sovjet-Unie moest opnieuw opgebouwd worden. Daarbij was een grote participatie van het gewone volk nodig. Mikhail Gorbachev had veel interesses in de hervormingen die Deng Xiaoping doorvoerde in de Volksrepubliek China. Daar was men in 1983 begonnen met vrije economische zones.
Er moesten experimenten komen met de vrije markt. De planeconomie was verleden tijd. Het leidende orgaan moest echter wel de nomenklatura blijven. Zo dacht meneer Mikhail Gorbachev. De westerse geschiedenisboeken zetten hem neer als een man van de democratie, maar dat is onwaar. Pas in 1988 mochten oppositie partijen opgericht worden en alleen doordat het Sovjet volk, vrijheden begon te eisen.
De hervormingen kwamen te laat. Door de openheid en de vrijheden die Mikhail Gorbachev invoerde groeide het etnische nationalisme. Vooral in de Baltische Sovjet Republieken, groeide nationalistische elementen. De mensen keerde zich af van de stalinistische bureaucratie en wouden vrijheid en democratie. Het kapitalistische westen zag zijn kans en begon de mensen te beïnvloeden met kapitalistische propaganda. De anticommunistische Ronald Reagan zag dat hij zaken kon doen met de nieuwe Sovjet leider. Zo kreeg de VS langzaam invloed op de Sovjet-Unie.
In november 1989 moest de stalinistische SED in oost Duitsland, de grenzen openen. Daarmee begon het einde voor de stalinistische nomenklatura, of toch niet? In veel oost Europese landen hernoemde zich de stalinisten om in sociaal democratische partijen. Bijvoorbeeld, de Hongaarse Socialistische Arbeiders Partij hernoemde zich in de Socialistische Partij van Hongarije. De SED in oost Duitsland, werd de Partij van het Democratische Socialisme ( nu DIE LINKE )
Veel stalinisten bekeerde zich tot de sociaal democratie en het kapitalisme. Ze besloten om hun kansen te zoeken in de vrije markt economie. In 1990 splitste zich veel Sovjet republieken af van de Sovjet-Unie. Enkele stalinisten binnen het politbureau van de Communistische Partij van de Sovjet-Unie, probeerde op 19 augustus 1991 een staatsgreep. Ze hoopte zo de Sovjet-Unie te bewaren. Maar het Russische volk had genoeg van de nomenklatura en hun elitaire levensstandaard. Ze kwamen de straten op en eiste dat Mikhail Gorbachev weer terug kwam. De staatsgreep mislukte en Mikhail Gorbachev keerde terug.
Doordat er geen socialistisch alternatief bestond op de burgerlijke democraten, wonnen die de steun van de massa’s. Boris Yeltsin was een kapitalistische hervormer, die zich tegen de staatsgreep keerde. Hij werd zeer populair en kon zo de nieuwe leider van de Russische Federatie worden. Op 25 december 1991 werd de rode vlag neergehaald van het Kremlin. De oude tsaristische driekleur van het Russische Imperium wapperde weer na 74 jaar. De contrarevolutie was gelukt, de Russische arbeiders hadden geen idee van de ellende die Boris Yelsin zou veroorzaken. De ondergang van de Sovjet-Unie werd gezien als een grote overwinning van het kapitalisme over het socialisme. Veel mensen accepteerde deze leugen en politiek links raakte in een diepe crisis.
De nomenklatura bleef echter bestaan. De stalinisten speelde het spel slim. Toen Boris Yelstin de economie van Rusland in de uitverkoop deed, sloegen de leden van de nomenklatura toe. Veel miljonairs ontstonden tussen 1991 en 1999, vaak waren dat leden van de oude stalinistische nomenklatura. De arbeidersklasse leed onder het extreme kapitalistische regime van Yeltsin. 40% van alle Russen kwam in de armoede terecht. Ondertussen vierde Boris Yeltsin feest met westerse leiders.
Rusland raakte in chaos en pas in 1999 kwam er weer stabiliteit. Vladimir Poetin nam het roer van Yelstin over en herstelde het gezag van de staat. Op 1 december 2001 werd de politieke partij; Verenigd Rusland gesticht. Deze rechtse conservatieve partij, is de partij van de nieuwe bourgeoisie van de Russische Federatie. Hun leider is Poetin en heerst sinds 1999 onafgebroken over Rusland. Verkiezingen zijn schijn en andersdenkenden worden weer vervolgd. Corruptie en machtsmisbruik zijn aan de orde en de armoede is dagelijks aanwezig.