1. Om maar met de deur in huis te vallen: Wat is
volgens jou een socialistische planeconomie?
Dat is een economisch stelsel waarbij:
- de centrale sectoren in de economie, de
belangrijkste industriele bedrijven, banken e.d. gemeenschappelijk
eigendom zijn, waarbij de zeggenschap over de productiemiddelen (machines,
grondstoffen, arbeidskracht, kennis, informatie) democratisch geregeld is;
- de inzet van die middelen planmatig geschiedt, en
niet volgens de ‘onzichtbare hand van de vrije markt’;
- planning op hoofdlijnen op nationaal, c.q.
internationaal niveau gebeurt, en de practische uitwerking en uitvoering
op het niveau van bedrijfstakken en in de bedrijven zelf;
- de meerwaarde van de productie niet langer in de
zakken van de aandeelhouders verdwijnt, maar waar democratisch over
beslist kan worden.
2. Je hebt het over een ‘socialistische planeconomie’.
Bestaat een niet-socialistische planeconomie ook?
Ja. Een economie kan gepland zijn, waarbij de inzet van middelen planmatig geschiedt, zonder dat de arbeiders er iets over te vertellen hebben. Op het moment dat dit in cruciale sectoren het geval is (en niet bijvoorbeeld alleen bij de energievoorziening of het openbaar vervoer) spreken we van een planeconomie. Landen als Noord-Korea en Cuba hebben een planeconomie. China heeft op dit een mengvorm waarbij een aantal sectoren gepland zijn, maar de vrije markt steeds meer oprukt.
3. Was er in de Sovjet-Unie een socialistische
planeconomie?
Gedeeltelijk, van de Russische Revolutie tot ongeveer halverwege jaren ’20. Daarna bleef de economie wel gepland, maar werd de democratische invloed van de arbeiders op de productie steeds kleiner, en de macht van de bureaucratie steeds groter. In de Oostbloklanden, in Noord-Korea, Vietnam en andere landen van het voormalige Warschaupact heeft helaas nooit een democratisch-socialistische fase bestaan. We komen hier later op terug.
4. Wat zijn volgens jou de voordelen van een
socialistische planeconomie?
De belangrijkste zijn:
- opheffen van verspillende concurrentiestrijd
(verschillende bedrijven die onafhankelijk van elkaar hetzelfde wiel
uitvinden);
- efficiëntere bezetting van productiemiddelen
(door marktonzekerheden, maar ook faillissementen en dergelijke wordt een
belangrijk deel van de capaciteit niet aangewend);
- geen werkloosheid (noodzakelijk in de
kapitalistische economie om de lonen te kunnen drukken!) en geen nutteloze
inzet van mensen en middelen (speculanten op de beurs, reclamemensen die
product A dan wel B moeten verkopen, mensen die mij ‘s avonds bellen voor
een beleggingsfonds);
- creatieve mogelijkheden van werknemers komen
beter tot hun recht (wie werkt er nu harder dan noodzakelijk, als je weet
dat je niets over je arbeid te zeggen hebt, en de winst toch in andere
zakken verdwijnt);
- opheffen van de voortdurende crisis van het
kapitalisme waardoor nu veel productiecapaciteitverspild wordt;
- meer mogelijkheden voor vrouwen om zich te kunnen
ontplooien;
- een eerlijker verdeling van de gezamenlijk
geproduceerde welvaart op wereldschaal!
5. Dwingt concurrentie de ondernemers dan niet om hun
product beter en goedkoper te produceren? Als er geen concurrentie zou zijn,
waarom zou je dan proberen om iets te verbeteren?
Nee. Ik zou zelfs verder willen gaan en de stelling verdedigen dat concurrentie technologische ontwikkeling in de weg kan staan. Concurrentie dwingt bedrijven om een groter marktaandeel te veroveren. Dat kan door de concurrentie een stapje voor te zijn, door slimme marketing of door de concurrent gewoon op te kopen. Als het daarvoor nodig is om meer geld in onderzoek te steken en om de producten beter of goedkoper te maken, dan gebeurt dat, maar dat is geen noodzaak.
Ontwikkelaars willen
graag een zo goed mogelijk product maken, gebruik maken van de laatste
wetenschappelijke ontwikkelingen etcetera. Dat heeft niets met concurrentie te
maken, maar alles met ‘beroepstrots’, de wens om je persoonlijk te ontwikkelen,
je creativiteit te kunnen uiten, trots te zijn op hetgeen je gemaakt hebt. Vaak
is het echter nu zo, dat inferieure producten, die niet ‘af’ zijn op de markt
worden gegooid omdat de concurrent dat ook doet en je anders je marktaandeel
verliest. Of er wordt besloten om de producten helemaal niet verder te
ontwikkelen, maar de energie te steken in het overtuigen van potentiele klanten
dat jouw producten beter zijn, of andere productlijnen over te nemen zodat je
alsnog dat marktaandeel behoudt. Concurrentie gaat niet over de vraag wie het
beste product heeft, maar wie het grootste marktaandeel kan halen.
Geen concurrentie
betekent ook: geen geheimhouding van productieprocessen, geen patenten, maar
uitwisseling van kennis. Kijk alleen maar als voorbeeld naar het
besturingssysteem Linux, naar de potentie van die vrije uitwisseling van kennis
en hetgeen ik hiervoor heb gesteld. Vanwege die vrije uitwisseling van kennis
is dit systeem, ontwikkeld door vrijwilligers, technisch superieur aan het
commerciële systeem ‘Windows’ van Microsoft.
6. Hoe kun je productiemiddelen efficiënter inzetten?
Door het plannen van de productie voorkom je in belangrijke mate dat machines stilstaan en mensen in hun neus peuteren omdat er niets te doen is. De onzekerheid die samenhangt met het markt-systeem van vraag en aanbod zorgt ervoor dat er vaak restcapaciteit overblijft die niet benut wordt. Je kunt heel doelgericht prioriteit geven aan een bepaalde productie en systematisch bepaalde sectoren (her-)opbouwen. Dit is een belangrijke reden waarom de economie van de Sovjet-Unie in korte tijd weer op peil was, ondanks de burgeroorlog en hongersnoden in de jaren ’20 en de vernietigende Tweede Wereldoorlog. Of waarom de Sovjet-Unie een prestigieuze strijd met de Verenigde Staten op het gebied van de ruimtevaart en de wapenontwikkeling bij kon houden, terwijl Rusland voor de revolutie een achterlijk land was waar de overgrote meerderheid van de bevolking niet kon lezen en schrijven. Het laatste voorbeeld illustreert natuurlijk ook meteen het belang van een democratische planning van de productie, in plaats van een planning van bovenaf. Dan was er waarschijnlijk méér energie gestoken in onderwijs, zorg, consumptiegoederen en een prettige en comfortabele leefomgeving, in plaats van investeringen in wapentuig!
7. En hoe zit het dan met die werkloosheid? In het
Oostblok was er toch sprake van de verborgen werkloosheid?
In het Oostblok – waar de productie tot in details centraal en bureaucratisch gepland werd, had je inderdaad situaties waarin mensen geen zinnige bijdrage aan onze gezamenlijke welvaart en welzijn leverden, maar bezig werden gehouden. In een democratisch gepland systeem zou je de productiemiddelen en de behoefte aan goederen en diensten op elkaar af kunnen stemmen: in hoofdlijnen centraal, op detailniveau op de werkvloer. Stel dat we teveel arbeidsuren beschikbaar hebben in vergelijking met andere productiefactoren (energie, grondstoffen) of dat simpelweg de behoefte al met minder arbeidsuren bevredigd kan worden, dan ligt het voor de hand de werkweek te verkorten.
Maar laten we eens
kijken naar de verborgen werkloosheid in een kapitalistische markteconomie,
waar niet behoeftenvoorziening maar winstmaximalisatie centraal staat. Hierdoor
doen heel veel mensen werk, dat geen enkele bijdrage levert aan onze
maatschappij. Denk bijvoorbeeld aan beurshandelaren, een belangrijk deel van de
grafische industrie dat reclamefolders maakt die ons moeten overtuigen dat
produkt A beter is dan produkt B, de mensen die deze reclamefolders moeten
verspreiden, enzovoorts. Denk bijvoorbeeld ook aan twee concurrerende
R&D-afdelingen die onafhankelijk van elkaar aan dezelfde soort producten
werken, en je zult al snel tot de conclusie komen dat de verborgen werkloosheid
in een markteconomie enorm is. Dan hebben we het nog niet over andere manco’s,
bijvoorbeeld het gegeven dat miljoenen werkloos thuis zitten terwijl we in tal
van sectoren (zoals de zorg) handen tekort komen.
8. Waarom zou je harder werken dan noodzakelijk
(bijvoorbeeld wat het ‘plan’ voorschrijft) als je er geen winst mee kunt maken?
Tja, deze vraag is voor managers net zo actueel als voor ons. Waarom zou je harder werken dan noodzakelijk als de meerwaarde van jouw arbeid toch (voor het grootste deel) in de zakken van de aandeelhouders verdwijnt? Natuurlijk kun je, door te dreigen met faillissementen en ontslagen en dergelijke, je werknemers tijdelijk aansporen om harder te werken, maar de meesten van ons die niet van hun hobby hun werk hebben kunnen maken, zullen hun best doen om met zo min mogelijk inspanning aan de bak te blijven.
Dit komt omdat
werknemers vervreemd zijn van hun arbeid. Je bent maar een klein radertje in
het geheel, hebt nauwelijks zeggenschap over het resultaat of de inrichting van
je werkzaamheden, en hebt geen zeggenschap over de meerwaarde die je
produceert. Daar komt bij dat veel creativiteit de kop wordt ingedrukt zodra
deze geen directe winstmaximalisatie tot gevolg heeft.
Toch kunnen mensen veel
voldoening uit hun werk halen. Verzorgenden halen hun motivatie uit de dankbare
blik van de verzorgde, ontwikkelaars willen een technisch meesterwerk afleveren,
bouwvakkers staan trots te kijken op de huizen die ze met eigen handen gemaakt
hebben en professoren genieten van de resultaten van hun denkarbeid. Stel je
eens voor hoeveel creativiteit en arbeidsvreugde we vrij kunnen maken door:
- samen te beslissen hoe we het werk inrichten, in
plaats van dit van boven opgelegd te krijgen;
- te stimuleren dat mensen zich ontwikkelen, in
plaats van ze in een hokje te stoppen;
- de meerwaarde van onze produktie ten goede te
laten komen aan de samenleving als geheel, in plaats van aan een groep
anonieme aandeelhouders;
- werknemers het vertrouwen te geven dat hun inzet
de samenleving ten goede komt, in plaats van dankbaar te moeten zijn dat
ze werk hebben.
9. Een ondernemer loopt risico en heeft veel
verantwoordelijkheden. Moet hij daar niet voor beloond worden? De werknemer
krijgt toch wel iedere maand zijn loon uitbetaald.
Dat risico valt wel mee. Ook al gaat het met een bedrijf of gedurende een bepaalde periode slecht, over het geheel genomen maken bedrijven winst en als een aandeelhouder zijn risico spreidt zal hij gemiddeld genomen altijd winst maken. En voor de topmanager valt dat risico wel mee: als hij of zij er een puinhoop van maakt komt de rekening te liggen bij de werknemers voor wie ontslag dreigt. Bovendien ligt er gegarandeerd een mooie gouden handdruk klaar. Nee, dan de werknemer op de werkvloer! Die ligt er als eerste uit als het bedrijf in de problemen komt.
Bovendien, als die
verantwoordelijkheid zo zwaar is, waarom deelt die manager hem dan niet?
De kleine zelfstandige, al dan niet met wat personeel, heeft het heel wat moeilijker. Binnen het kapitalisme moet hij of zij concurreren met bijvoorbeeld grote supermarktketens, die veel efficienter in kunnen kopen. Voor zijn of haar zelfstandigheid en het recht om eigen beslissingen te nemen betaalt hij een zware tol van lange werkweken en laag inkomen. De kleine ondernemer die, dankzij een geweldig idee en hard werken, rijk kan worden is een uitzondering. Een enkeling kan zich opwerken, maar de meesten vallen of terug in de arbeidersklasse, of houden zich met hangen en wurgen staande, waarbij hun positie nauwelijks anders is dan die van de werkers.
10. Moet dan iedereen maar hetzelfde krijgen?
In een socialistische samenleving werkt iedereen naar vermogen, en ontvangt iedereen naar behoefte. Een gezin met vier kinderen heeft meer nodig dan een vrijgezel. Mensen hebben niet van nature de prikkel nodig van meer geld om harder te werken, die prikkel is ons opgedrongen in het kapitalisme. Waardering, de mogelijkheid om je te ontwikkelen, zeggenschap over je arbeid en het verrichten van arbeid wat bij je mogelijkheden hoort zijn veel betere prikkels om je best te doen.
In een overgangsfase is
het natuurlijk mogelijk om een beperkte inkomensdifferentiatie in te voeren.
Mensen werken soms op vervelende tijden, onder gevaarlijke omstandigheden of
doen werk wat geestelijk of lichamelijk zwaar is. Daar kan een financiële
compensatie tegenover staan. Aan de andere kant moeten we er naar streven om
gevaarlijke omstandigheden tegen te gaan, en zwaar werk te compenseren met
lichter werk of kortere werkweken.
11. Iets anders: denk je dat arbeiders zelf de zaak
kunnen besturen?
Kijk eens naar de situatie in de westerse wereld vandaag de dag. Een belangrijk deel van de werknemers is gewend met computers te werken; planning in de bedrijven zelf gebeurt door werkvoorbereiders, inkopers en planners, een groot gedeelte van de bevolking heeft toegang tot internet en weet wat er in de wereld leeft. De arbeiders zijn nu prima in staat om zelf de zaak te organiseren!
Tijdens stakingsacties
zie je, dat arbeiders uitstekend in staat zijn om zelf het bedrijf draaiende te
houden. Denk bijvoorbeeld aan bedrijfsbezettingen of de personeelscollectieven
van de NS. Bij langdurige algemene stakingen, zoals bijvoorbeeld in Frankrijk
in mei 1968, moeten de arbeiders zelf de zaak ter hand nemen om ervoor te
zorgen dat het vuil opgehaald wordt, de ziekenhuizen kunnen draaien, er voedsel
geproduceerd wordt enzovoort.
12. Je spreekt over een voortdurende crisis. Tot voor
kort ging het toch heel goed met de economie?
In enkele landen was er een opleving van de economie, met name in Nederland en Ierland. Over het geheel genomen, op wereldschaal, verkeert het kapitalisme in een crisis sinds 1973. Enkel door reserves aan te spreken, valuta’s te herwaarderen , en door zo af en toe de wapenindustrie flink te stimuleren door het voeren van een oorlog kan een totale ineenstorting voorkomen worden. De Japanse economie ligt, om een voorbeeld te noemen, al tien jaar plat, waarbij zelfs het idee van een negatieve rente op spaartegoeden aan de orde is, om de bestedingen te stimuleren.
Het kapitalisme raakt
steeds weer in crisis vanwege een structurele overproductie. Stuk voor stuk
moeten de bedrijven zo veel mogelijk marktaandeel halen, zoveel mogelijk
produceren om hun winst te maximaliseren. De lonen moeten om dezelfde reden
laag blijven. Echter, samen zorgt dit ervoor dat er een enorme overproductie
ontstaat: de arbeiders kunnen het surplus aan producten niet afnemen, met
failissementen en ontslagen als gevolg. Dit is natuurlijk een enorme
verspilling van productiemiddelen!
13. Maar kun je alles wat je wil in Nederland regelen,
we zijn toch geen eiland?
Dat klopt. Een socialistisch experiment in één land, of in een klein deel van de wereld, is gedoemd om te mislukken. Economisch zou een handelsland als Nederland in grote problemen kopen als we geisoleerd zouden zijn, omdat alle multinationals onmiddelijk een investeringsstop zouden organiseren. Nederland zou moeten kiezen tussen een leven in armoede, of een terugval naar het kapitalisme.
Een dergelijke
omwenteling is alleen mogelijk als deze wereldwijd plaatsvindt, in ieder geval
in eerste instantie in de meest geïndustrialiseerde landen. Daarmee kan de
kapitalistische klasse de doodsteek worden toegebracht, zodat sabotage
onmogelijk wordt gemaakt.
14. OK, maar dan snap ik nog steeds niet waarom een
geplande economie goed is voor vrouwenemancipatie?
De geplande economie kan er voor zorgen, dat er goede voorzieningen zijn om huishoudelijke taken efficiënt te organiseren. Goedkope eetgelegenheden, gratis kinderopvang, wasserettes enzovoort kunnen een belangrijk deel van dit werk – wat traditioneel, ook in de 21e eeuw voor een belangrijk deel op de schouders van de vrouwen terecht komt – gemeenschappelijk wordt georganiseerd. Daarmee krijgen vrouwen de kans zich te ontplooien.
De geplande economie maakt ook een einde aan commerciële reclame, en daarmee aan de noodzaak om schaars geklede dames af te beelden om je product aan de man te brengen. Deze – door sociaal-economische factoren bepaalde – seksuele uitbuiting komt daarmee te vervallen.
15. We hadden het eerder al even over de Sovjet-Unie.
Waarom is in de Sovjet-Unie de socialistische planeconomie ontaard in een
bureaucratische?
Laten we, om deze vraag te beantwoorden, eens bekijken waarom het systeem in de Sovjet-Unie ontaardde. Rusland was een achterlijk land in 1917, met een onderontwikkelde kapitalistische economie, en met massaal analfabetisme, laag of niet opgeleide boeren en arbeiders. Daardoor was men gedwongen een belangrijk deel van de oude tsaristische ambtenaren te handhaven op hun posten, simpelweg omdat men de know-how miste. Men was simpelweg niet in staat om van onderop de productie te plannen. Bovendien was de Sovjet-unie geïsoleerd en er was weinig steun te verwachten van buiten het land.
De bureaucratische
bovenlaag kon onstaan, omdat er schaarste en tekorten waren. Als brood schaars
wordt, staan mensen in de rij als de winkel opengaat. Als die rij maar lang
genoeg is, heb je een politieagent nodig om de zaak in de hand te houden, maar
die moet natuurlijk ook eten en zal zijn positie gebruiken om er eerst voor te
zorgen dat hij zelf te eten heeft. Zo zie je geleidelijk aan een
bureaucratische laag ontstaan.
16. Hoe zou je zo’n bureaucratie kunnen voorkomen?
Enerzijds door isolatie te voorkomen, anderzijds door democratie aan de basis te garanderen. Lenin formuleerde in zijn boek ‘Staat en revolutie’ drie eisen, die een eeuw later nog net zo belangrijk zijn als toen:
- Alle volksvertegenwoordigers zijn verantwoording
schuldig aan hen die ze hebben gekozen, en zijn ten alle tijde afzetbaar;
- Volksvertegenwoordigers ontvangen niet meer dan
het loon van een geschoold arbeider;
- Functies moeten rouleren in de maatschappij.
17. Als laatste vraag: is het geen achterhoedegevecht?
Socialisten zijn toch al heel lang aan het proberen om de wereld te veranderen?
Bewijst de ineenstorting van de Sovjet-Unie niet dat het kapitalisme het enige
levensvatbare systeem is?
Dat laatste werd inderdaad beweerd door sommige westerse filosofen en economen. Inderdaad was de ineenstorting van het ‘reeël bestaande socialisme’ in het Oostblok een belangrijke nederlaag voor de arbeidersklasse. Maar we moeten goed beseffen dat het niet het socialisme was wat ten val kwam, maar de Stalinistische karikatuur daarvan. Het levenspeil in Rusland ligt nu, vijftien jaar na de omwenteling, overigens voor een belangrijk deel van de bevolking een stuk lager dan tijdens de communistische dictatuur. En ook met de democratie is het niet veel beter gesteld dan toen: president Poetin is zijn KGB-verleden niet vergeten. Maar de realisatie van wat er zich precies achter het IJzeren Gordijn afspeelde, en de ‘winning mood’ van het kapitalisme na de omwentelingen eind 20e eeuw, hebben een flinke ideologische klap toegebracht waar alle zich socialistisch noemende groeperingen mee te maken hebben gehad.
Aan de andere kant zien
we, door de winst van de SP, dat er wel degelijk een noodzaak bestaat aan een
alternatief voor het politieke en economische systeem waar we in leven,
‘Brutopia’ zoals de SP het in het beginselprogramma ‘Heel de Mens’ noemt. En
laten we ook niet vergeten dat er een nieuwe jonge generatie opstaat die niet
die ‘ideologische knock-out’ heeft meegekregen in de jaren ’80 en ’90 van de
vorige eeuw. Nog steeds geldt, dat er een wereld te winnen is voor iedereen die
zich niet neerlegt bij de huidige situatie.