Een standpunt van de Linkse Socialistische Partij ( België )
Overproductie
De kapitalistische maatschappij is gebaseerd op privé eigendom van de productiemiddelen (werktuigen, fabrieken,...), een doorgedreven arbeidsdeling en een grote laag bezitslozen die enkel over hun arbeidskracht beschikt. De productie is gericht op winst, niet op de bevrediging van behoeften. De winst komt voort uit de onbetaalde arbeid van de arbeider (de meerwaarde). Resultaat: de arbeiders zijn nooit in staat hun volledige productie zelf te consumeren. De burgerij mag dan wel meer consumeren dan de arbeiders, op zich is zij onvoldoende talrijk om het volledige productieoverschot op te nemen.
Bovendien staan de verschillende kapitalisten als concurrenten tegenover elkaar. Allen proberen een zo groot mogelijk deel van de markt in te pikken. Productiekosten drukken ze door de arbeiders harder uit te buiten. Dat gebeurt door betere en modernere machines te installeren, een nog meer verfijnde arbeidsdeling door te voeren of de flexibiliteit op te drijven (opdrijven relatieve meerwaarde), of door de lonen te drukken en de arbeidstijd op te drijven (absolute meerwaarde) Met andere woorden: alle kapitalisten drijven de productie maximaal op zonder echt rekening te houden met de reële behoeften. Dat is een zeer chaotische productiewijze die regelmatig leidt tot overproductiecrises, bijvoorbeeld in Zuid-Oost Azië eind 1997!
Vandaag doet de burgerij echter, zij het op een zeer irrationale manier, vooral via de multinationals aan een zekere mate van planning. Overproductiecrises doen zich meestal niet meer voor onder de klassieke vorm, maar eerder als een afbouwen van productiecapaciteit. Denken we maar aan de talloze bedrijven die nog voor de recessie is ingetreden zich erop voorbereiden door het preventief ontslaan van personeel of het sluiten van afdelingen.
Oorlog
De concurrentie is al langer de nationale grenzen ontgroeid. Al sinds de eeuwwisseling hebben een handvol grote imperialistische mogendheden de wereld onder zich verdeeld. Enkele machtige holdings, het financiekapitaal en grote concerns dicteren de politiek van talloze regeringen. We leven, om het met Lenins woorden te zeggen, in het tijdperk van het imperialisme, het hoogste stadium van het kapitalisme. De globalisering is een politiek regime van sociale afbraak binnen dat tijdperk.
"Imperialisme", stelt Lenin, "betekent oorlog". De zwakkere burgerij zal proberen haar markten af te schermen tegen de sterkere, zeker in periodes van crisis. Zelfs in de periode van globalisering steunt iedere kapitalist uiteindelijk op één, in sommige uitzonderlijke gevallen - zoals het Brits - Nederlandse Shell op twee of enkele nationale staten, waarop hij indien nodig beroep doet om zijn belangen te beschermen. Met andere woorden de rol van de nationale staat is nog niet uitgespeeld. De oproerpolitie die de manifestanten in Göteborg te lijf ging was die van de Zweedse Staat, niet een zogenaamd internationaal politiekorps. Internationale 'vredesmachten' als de VN zijn in werkelijkheid een dekmantel voor het Amerikaans Imperialisme. Als zelfs protectionisme niet meer volstaat of als de belangen van de burgerij echt in het gedrang komen dan kan een handelsoorlog omslaan naar een echte oorlog. Oorlog is immers de verderzetting van politiek met andere middelen.
Onmenselijk
Niet alleen overproductie en wapengekletter leiden tot crisis onder het kapitalisme. Alles moet wijken voor winst. Het is het eerste maatschappelijk systeem waarbij crises geen gevolg zijn van tekorten, maar van teveel! Iets totaal onlogisch vanuit het standpunt van de mensheid. Om de concurrentie voor te blijven is de kapitalist verplicht de productie voortdurend te 'verbeteren'.
Dat vereist enorme sommen kapitaal waarbij de kleine bedrijfjes onvermijdelijk verdwijnen.
Een ander gevolg is dat de arbeider steeds verder komt te staan van het product dat hij maakt. Marx noemde dat de vervreemding. Door de arbeider te scheiden van z'n product ontneemt de kapitalist hem net dat wat arbeid interessant maakt. De arbeider is niet alleen een aanhangsel geworden van de machine, een wegwerpproduct, maar hij wordt meer en meer zelf beschouwd als een waar bestemd voor de ruil. Dat weerspiegelt de decadentie van dit systeem, denk maar aan de vrouwen- en kinderhandel.
De mens en zijn omgeving
Concurrentie verplicht de kapitalist om steeds betere machines te installeren die steeds sneller afgeschreven moeten worden. Bijgevolg is steeds meer kapitaal vereist om dezelfde winst te maken. In de loop van de jaren '80 verachtvoudigde het kapitaal van de Generale Bank, de winst verdubbelde slechts. In de industrie zijn vergelijkbare cijfers nog schokkender. Kortom: om de winst op peil te houden moet steeds meer rijkdom uit de economie gehaald worden (de tendens van de winstvoet om te dalen). Dat gebeurt uiteraard niet op kosten van de kapitalist, maar ten koste van het zweet, de zenuwen en zelfs het bloed van de arbeiders die steeds harder moeten draaien.
Toppunt is dat de meeste technologie onder het kapitalisme niet leidt tot minder hard labeur en kortere werkuren, hetgeen toch logisch zou zijn, maar juist tot meer flexibiliteit, uitstoot van arbeid, werkloosheid en dus... meer druk op de lonen. Het is echter niet enkel de mens, maar ook zijn leef- en werkomgeving die ondergeschikt gemaakt wordt aan de winst.
Hoe zou een democratische planecononie werken?
Hoewel nooit in de geschiedenis een grotere rijkdom werd geproduceerd, gaan de levensstandaard en/of de arbeidsomstandigheden van de meerderheid van de bevolking er voortdurend op achteruit. Onvermijdelijk leidt dit met de regelmaat van de klok tot massale bewegingen. De voordelen van een socialistische planeconomie liggen zijn evident. Het afschaffen van de privé-eigendom van de productiemiddelen en de vervanging door gemeenschappelijke eigendom en controle door de gemeenschap over de industrie en diensten, zou het mogelijk maken de productiemiddelen aan te wenden voor sociale prioriteiten.
Socialisme versus Stalinisme
Socialisme veronderstelt planning zodat de productie overeen stemt met de behoeften. Daarvoor is het wel nodig de behoeften te kunnen inschatten. Met de huidige technologie zou dat eigenlijk relatief eenvoudig moeten zijn. Maar hoe goed de technologie waarover men beschikt ook mag zijn, in een systeem van planning is inspraak en beheer door de arbeiders, arbeidersdemocratie dus, absoluut noodzakelijk. Enkel de arbeiders, die tegelijk producent en consument zijn, zijn in staat in te schatten welke producten overbodig zijn, welke voldoen inzake kwaliteit etc... met andere woorden: voor een planeconomie is arbeidersdemocratie even onontbeerlijk als zuurstof voor een lichaam of.
De stalinistische karikatuur van het socialisme probeerde het gebrek aan arbeidersdemocratie op te vangen door een centraal planbureau. In een relatief éénvoudige economie is zoiets nog haalbaar, in een moderne economie waarin honderdduizenden producten geproduceerd worden is dat onmogelijk. In dat geval wordt de bureaucratie die in een eenvoudige economie een relatieve rem is op de ontwikkeling van de maatschappij, een absolute rem.
Op ieder niveau
Bij de planning moet vertrokken worden van de behoeften van alle arbeiders. Soms betekent dit dat de belangen van één bedrijf of sector tijdelijk of deels in conflict komen met belangen van andere arbeiders. In het kapitalisme geeft dat onvermijdelijk aanleiding tot getwist; in een socialistisch systeem, gebaseerd op de democratische deelname van heel de bevolking wiens gemeenschappelijke rijkdom eenieder ten goede komt, kunnen die conflicten vreedzaam uitgediscussieerd worden.
De planning moet gebeuren op bedrijfs- en sectorieel niveau. Die arbeiders zijn immers het best geïnformeerd over hun product en de vraag ernaar. De aanwezigheid van vertegenwoordigers van de arbeiders van andere sectoren en de rest van de bevolking moet garanderen dat ook rekening gehouden wordt met de bredere belangen. Het moet eveneens gebeuren op nationaal niveau door afgevaardigden uit alle sectoren, en vandaag ook op internationaal niveau om de productie op elkaar af te kunnen stemmen.
Socialisme vergt een zekere graad van ontwikkeling van de productie. Het huidig productieapparaat zou met een socialistische planning en minder verspilling probleemloos aan eenieder een degelijke levensstandaard kunnen bieden. Het stalinisme was een karikatuur, het gevolg van het isolement van de Russische Revolutie in een achtergebleven land. Zoals Marx (in de Duitse Ideologie) zei: zolang er tekorten zijn, zal om die tekorten gestreden worden en komt de oude vuiligheid opnieuw bovendrijven.
Stimulatie om te werken
De mens zou volgens sommigen van nature lui zijn en dus geen zin hebben om te werken als er niet de persoonlijke stimulans van de concurrentie en/of competitie zou zijn. Alsof we allemaal een eigen lap grond of een eigen atelier hebben vandaag, integendeel, de meeste onder ons hebben juist niets. Het werk dat ze verrichten doen ze niet omdat ze gestimuleerd zijn door de vrucht van hun arbeid, maar omdat ze daartoe gedwongen zijn om een inkomen te hebben. In een socialistisch systeem zou de arbeider werken voor de collectieve rijkdom en zou de vervreemding bestreden worden door hem te betrekken bij de volledige productie.
Een hardnekkig vooroordeel is dat socialisme de 'vrijheid' zou aantasten. Wij denken dat het andersom is, vandaag is enkel diegene vrij die er de middelen voor heeft. Laat ons echter meteen de kleine zelfstandige gerust stellen: we zijn niet van plan iedere bakker te nationaliseren. We zijn tegen uitbuiting, voor de nationalisatie van de sleutelsectoren van de economie, tegen privé-eigendom van productiemiddelen, niet voor de 'socialisatie' van eenieders gebruiksgoederen.
Een socialistisch systeem hoeft geen dwang te gebruiken, tenzij tegenover een handvol onverbeterlijke uitbuiters. De beperking van de vrijheid, het profiteren en uitbuiten en het onaantrekkelijk maken van de arbeid zijn niet de kenmerken van het socialisme, maar die van het kapitalisme.